nieuw jasje, anders van snit en een maatje groter. Zo kan het weer jaren mee". Deze laatste profetische woorden zijn overigens maar betrekkelijk, gezien onze plannen voor volgend jaar, maar daar kom ik straks nog op. De laatste jaren, na de toetreding van de NVG tot de stichting NGL, is veel veranderd in landmeetkundig Nederland. De samenvoeging van de tijdschriften gaf de mogelijk heid alle informatie op landmeetkundig gebied op één plaats te concentreren. De erva ring binnen de redactie over deze samenwerking is erg positief, de conclusie dat ,,de tijd er rijp voor was", is na vijf jaar samen optrekken dan ook gewettigd. Toch zijn er ook nog weieens NGL-ers die wat bezorgd zijn, daarbij terugdenkend aan de uitgangs punten van het NGL, geformuleerd in de eerste uitgave van Geodesia: ,,Ons tijdschrift het visitekaartje waarmee we ons ais niet-academici presenteren aan de maatschappij". Niet vanwege de samenwerking op zich, maar vanwege het feit, dat niet meer de nood zaak aanwezig is op te boksen tegen een ander tijdschrift. Door hen wordt gevreesd, dat men wat laks zal worden, dat men weinig artikelen zal ontvangen van de praktijk mensen, omdat „de angel eruit is". Ik denk dat we ervoor moeten zorgen, samen als bestuur en redactie, zo nodig de lezers te activeren artikelen te schrijven over dat vak gebied of op dat niveau, dat achter dreigt te geraken. Misschien vraagt u zich af waarom deze opsomming van feiten en gebeurtenissen nu, in dit verband, zo nodig is. Ik heb geprobeerd een beeld te schetsen van de wijze waarop tot nu toe vorm is gegeven aan de uitvoering van de geformuleerde doelstelling, zoals reeds eerder vermeld. Ik hoop dat het NGL tot nu toe, gezien de plaats in het maatschappelijk verkeer die het zich heeft verworven door haar tijdschrift, door haar congressen, studiedagen en rayon bijeenkomsten, aan de verwachtingen van de oprichters heeft voldaan. Ook daarover kunnen we overigens nog eens van gedachten wisselen. Toekomst Hoe zal het de komende 25 jaar met het NGL gaan. U merkte natuurlijk al, dat dit bestuur niet voldoende visie had om daarover iets te zeggen, anders had zij geen prijs vraag uitgeschreven met als thema „De landmeetkunde in het jaar 2009". Bij het voorbereiden van deze toespraak viel mijn oog op een artikel van een van onze oud-redactieleden, de heer G. A. B. Frinking, in NGT Geodesia van januari 1980. De heer Frinking, sinds 1966 al oudgediende van of zoals hij het zelf noemde „uitgetreden bij" het Kadaster, schreef toen naar aanleiding van zijn indrukken op het tiende NGL congres dat hij onder de indruk was van hetgeen hij had gezien en gehoord en dat hij, als oudgediende, van de ene verbazing in de andere was gevallen. Zelf had hij de ont wikkelingen op landmeetkundig gebied van 1918 tot 1966 van zeer dichtbij gevolgd. Op het tiende congres in 1979 was natuurlijk veel te zien op automatiseringsgebied en hij vroeg zich dan ook onder andere af: Wanneer het grootste deel van het personeel wordt vervangen door chips, voor wie zou dan nog een congres moeten worden gehou den. Misschien waren we nog net op tijd met dit congres". Welnu, sinds 1979 hebben we in ieder geval alweer twee congressen gehad en ons volgende congres wordt voorbereid, het personeel is dus gelukkig nog niet geheel ver drongen door de chip! Toch is het kenmerkend, dat iemand die 48 jaar lang de ontwikke lingen op landmeetkundig gebied heeft gevolgd, verrast is over de snelheid van de ont wikkelingen van juist de laatste jaren. De veranderingen volgen elkaar zeer snel op en in die tijd leven wij nu. Moeten wij ons nu het hoofd gaan breken over hoe alles over 25 jaar zal gaan, of moeten we alles maar rustig over ons heen laten gaan. Geen van beiden denk ik. De ontwikkelingen zijn de laatste 15 jaar inderdaad razendsnel gegaan. Het vak land meten is grondig veranderd. Wij moeten zorgen die ontwikkelingen te volgen en onze collega's hierover te berichten via tijdschrift, congressen, studiedagen en rayonbijeen komsten. Precies dezelfde uitgangspunten van 25 jaar geleden gelden nu nog, alleen ligt nu het accent meer op het bijblijven in het vakgebied na een afgeronde basisstudie. Wij zullen moeten zorgen, dat we vanuit de praktijk en vanuit de onderzoekslaboratoria, de ontwikkelingen in ons vakgebied door blijven spelen naar onze leden afkomstig van CTO, NLF, MTS, HTS en TH. Velen van ons hebben vroeger voor het vak landmeten gekozen, omdat men het fijn vond buitenwerk te doen, erop uit te trekken met een meetploeg en heerlijk in de vrije natuur te kunnen zijn. Een groot gedeelte van hen die op die motieven zijn begonnen, hebben inmiddels echter het kantoor meer leren kennen. De methoden zijn zodanig gewijzigd, dat er ook minder mensen buiten nodig zijn voor dezelfde hoeveelheid werk. Velen volgen met spanning de nieuwste ontwikkeling. De „Knop-oloog", zoals prof. Bogaerts die in 1979 introduceerde op het NGL congres, wordt met angst en beven tegemoet gezien. Juist voor al die mensen moet het NGL actief blijven en de informatie verstrekken die zo nodig is. 384 NGT GEODESIA 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1984 | | pagina 18