Vijfentwintig jaargangen en iets
meer.
(een impressie)
Bladeren in oude jaargangen van ons tijdschrift blijft boeiend. Ook voor degenen, die
het niet allemaal zelf hebben meegemaakt, komen uit de schemer van het verleden de
beelden helder terug.
Vijfentwintig jaar NGL betekent ook vijfentwintig jaar Geodesia. In deze periode was de
voorzitter vaker aan het woord dan de redacteur. Dit houdt in, dat de grote lijnen dan
ook door hèm werden en worden gevolgd, en het gehele gebeuren wordt belicht. Voor
een redacteur geeft dit de vrijheid om in zijn verhaal die lijnen wat speelser te volgen
en lichtvoetig wat accenten te leggen, zonder volledig te hoeven zijn. Als bakens langs
de weg
Je leest hoe moeilijk het toen was voor de redactie. De maandelijkse zorg om de kopij!
Je leest hoe in december 1968, ter afsluiting van de tiende jaargang, de kopij is als „een
miezerig stroompje water in een machtige, droge rivierbedding". Met elke keer maar nèt
op tijd wat regen om totale uitdroging te voorkomen.
Je weet uit ondervinding, hoe moeilijk het ook nu nog is voor de redactie. De bedding
is gelukkig breed gebleven, maar het miezerige stroompje is veranderd in een breed en
krachtig water, zeker na de instroom van de NVG in 1980. De redactie laveert steeds
tussen Scylla en Charybdis, wat kan wel en wanneer, en wat kan niet worden gepubli
ceerd, wordt een groep of een stukje vakgebied niet vergeten, moeten auteurs niet te
lang wachten en omgekeerd. We denken weer aan dat toepasselijke beeld van dat
water, van die rivier:
- De brede bedding: dat grote en diverse lezerspubliek, dat meer dan vroeger de be
schikking heeft over „gemakkelijker" lectuur en over televisie.
- De kleuring van de stroom: de selectie uit het brede aanbod van artikelen.
- De woelingen in het water: de snelle veranderingen in techniek en maatschappij.
Toch waren er, ondanks de problemen, altijd mensen te vinden die het redactieteam wil
den komen versterken. Luistervinken, elk in eigen kring, die enige malen per jaarsamen-
komen, beslissingen nemen en dan weer teruggaan naar eigen stek. Goedgeteld zullen
we aan het eind van 1984 de vierentwintigste redacteur uitzwaaien en nummer vijfen
twintig verwelkomen. (Toeval?) In 1959 werd gestart met vier personen, nu zijn het er
zeven (plus een redactieassistente). Ze hebben een gemiddelde „levensduur" van vijf
jaar, enkele uitschieters ruim tien jaar, zoals mej. C. A. C. Best en G. W. Eversdijk.
Nu we tóch achteromkijken, kunnen we zoeken naar de „accenten". Wat valt er te ver
melden na vijfentwintig jaar; je doet een losse greep.
- De meetarbeider, die meet assistent werd: een mooiere naam of maatschappelijke
erkenning van het vak?
- Het salaris in personeelsadvertenties genoemd: toen per jaar, nu per maand, hoewel
de bedragen inmiddels overeenkomen.
- De lagere geodesie, en de hogere: inmiddels op één platform gebracht.
- De verenigingen verenigd, van Federatie naar Genootschap: achteraf gezien een
logische stap.
- De goede wensen van de voorzitter in zijn jaarsluiting: vroeger „een gezegend Kerst
feest", nu „plezierige feestdagen".
- De wetenschappelijke adviseurs (H. Ph. van der Schaaf en G. A. van Wely): zij zijn
niet opgevolgd; via de „speciaal medewerker" (H. Rogge) werd de academisch
gevormde landmeter gewoon opgenomen in de redactie.
- De personeelsadvertentie-hausse in het begin van de zeventiger jaren: de personeels
stop tien jaar later.
- De twee drukkerijen in vijfentwintig jaar (Schotanus en Jens tot begin 1970, Schriks
tot op heden): van uitstekend drukwerk tot een zéér vetzorgd maandblad.
387