V
■r
Fig. 1.
a.
rrc
i
J) - 2So
J/ 2, So
Fig. 2.
principe bleef toch overeind. Ingenieur Mafiotti van het Kadaster te Turijn was de eerste,
die omstreeks 1895 de planimeter van Prytz verbeterde (fig. 2). Hij liet aan het bronzen
gewicht P, dat beneden eindigt in een scherp mes T, een lichte veer bevestigen. In rust
bevindt de punt i van de veer zich iets boven het raakvlak door p en het mes T. Het raak
vlak staat loodrecht op het vlak van het mes T, waarin ook de punten p en i liggen,
a is de arm van de planimeter. Het busje m om de stift fp vergemakkelijkt het gebruik.
De toenmalige gebruikers (rekenaars) moesten zorgvuldig te werk gaan. Uit de beschrij
ving van ingenieur V. Baggi, Piazza Saluzzo 4 Torino van 30 december 1895 blijkt dat
voor het gebruik van het appraat eerst onderzocht moet worden of de snede van het
mes T en de punt p van de stift in één rechte lijn liggen. Het bepalen van de oppervlakte
van een figuur komt erop neer dat men het verschil meet van de positie van het mes
respectievelijk de punt van de veer voor en na de rondgang.
De uitkomst kan worden bepaald met een nauwkeurigheid van 1 Men moet dan ech
ter geen langgerekte figuren meten noch figuren met een afmeting groter dan 250 mm
of een inhoud groter dan 2 000 mm2.
De theorie van de Prytz-planimeter, aldus de ingenieur uit Torino tot slot, is elementair
gemakkelijk te volgen; analytisch wordt dit ingewikkelder.
In de plaats van het meten van het verschil in de positie van het mes kwam het wieltje
met nonius. De huidige planimeters kennen een digitale aflezing. De planimeter ver
dwijnt in de komende jaren voorgoed. In de „cockpit" van de geofysiogeet verschijnen
de oppervlakten naar believen op scherm of geprint op papier.
Als je terugkijkt, zijn de ontwikkelingen langzaam voortgegaan. Bij het schrijven over het
verleden pers je de eeuwen in een klein moment van je denken, waardoor je nauwelijks
de tijd beseft. De reisverhalen lijken dan dichtbij en je glimlacht bij het zien van de een
voudige Prytz-planimeter. Een blik in de toekomst doet de wenkbrauwen van de lezer
misschien fronsen. De sprongen door de tijd zijn verder en hoger dan de sprongen van
een kangoeroe, maar de kangoeroe komt weer op de aarde terug.
De toekomst dwingt ons buiten de platgetreden paden en wij verbeelden ons, dat alles
dan verloren is. Er begint evenwel iets nieuws, waar een ieder iets goeds van kan maken.
J. W. Goethe zei: „Geniet met mate van overvloed en weldaad! Maar laat het verstand
gelijke tred houden met de levensvreugde; dan pas is het verleden bestendig, de toe
komst al levend en het ogenblik eeuwig".
Jazeker, geofysiogeet!
Tot slot
402
NGT GEODESIA 84