Repro(w)aardigheden
PT
L R
L
Negatief -> Positief lichtdrukken
Fig. 8. Het bekijken van een spiegelstereogram.
Met dank aan ir. J. v.d. Berg voor het kritisch doorlezen
van de tekst, aan Paula Ahonen (Finland) voor haar hulp
bij het programmeren van het stereoprogramma en aan
A. B. Smits voor de verwezenlijking van het tweede deel
van de appendix.
Literatuur
Dent, B. D., Visual Organisation and thematic map communica
tion. Annals of Association of American Geographers vol 62, p.
79-93. 1972.
Jensen, J. R., Three-dimensional choropleth maps development
and aspects of cartographic communication. The Canadian Carto
grapher vol 15, no. 2, p. 123-141. 1978.
Jensen, J. R., Stereoscopic Statistical Maps. The American Carto
grapher vol 7, no. 1, p. 25-37. 1980.
Kraus, K., Stereoskopie thematischer Informationen. Kartogra-
phische Nachrichten 33 Jg, Heft 2, p. 45-51. 1983.
Ligterink, G. H., Fotogrammetrie I. Delft. TH Delft, Afdeling der
Geodesie. 1982.
Robinson, A. H. e.a., Nature of Maps. Chicago. University of
Chicago Press. 1974.
Schmid, C. F., Statistical Graphics; design principles and prac
tices. New York. J. Wiley Son. 1983.
Worth, C., Determining a vertical scale for graphical represen
tations of three-dimensional surfaces. Cartographic Journal vol 15,
no. 2, p. 86-92. 1978.
door ing. S. C. Hoos, werkzaam bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat.
Inleiding
leder die zich met de vervaardiging van kaarten bezig
houdt, zal ongetwijfeld het reeds jaren op de markt zijn
de diazoprocédé lichtdrukprocédé) kennen. Bij het
reproduceren via zo'n procédé verkrijgt men van een
transparant positief origineel een positieve kopie (naar
wens wel of niet transparant).
Niet nieuw, maar toch vrij onbekend, is het reversal- of
omkeerlichtdrukprocédé. Men noemt dit ook wel het ne
gatieve lichtdrukprocédé. Hierbij verkrijgt men van het
transparante positieve origineel een negatieve kopie, en
van een negatief origineel dus een positieve kopie (al of
niet transparant).
Het positieve lichtdrukprocédé
Alvorens de werking van het nog vrij onbekende nega
tieve lichtdrukprocédé te verklaren, lijkt het me verhel
derend om eerst nog even de gang van zaken bij het po
sitieve procédé in herinnering te roepen. Men heeft bij de
fabricage op de drager (papier of polyester) een diazo
verbinding aangebracht, die bestaat uit diazozouten.
Onder invloed van ultraviolet licht (UV-licht) ontleedt de
ze verbinding in een kleurloze stof en stikstof. (Deze ont
leding noemt men ook wel fotolyse.) De stikstof ver
dwijnt in de lucht. De kleurloze stof blijft in de laag aan
wezig.
428
Als dus de diazozouten van de drager (meestal geel van
kleur) door een met inkt getekend origineel heen worden
belicht, wordt een kopie verkregen waarop de delen ach
ter de inktlijnen geel zijn gebleven, en de belichte delen
wit of blank zijn geworden.
Dit is echter nog niet wat we willen. We wensen een
kopie met donker gekleurde lijnen (liefst zwart). Er is
keuze uit twee procédés om die gestelde eis te realise
ren. Deze procédés zijn bekend onder de namen droog
procédé en halfdroog procédé. Kleurvorming verkrijgt
men door de diazozouten met een of meer azocompo-
nenten kleurcomponenten) te laten „koppelen". Die
kleurcomponenten moeten op zich kleurloos zijn, en als
ze niet koppelen, kleurloos blijven. Bij samenvoeging
van de diazozouten en de azocomponenten moet spon
taan koppeling of kleurvorming optreden.
Bij het droge procédé heeft men zowel de diazozouten
als de kleurcomponenten in de laag aangebracht, samen
met een zuur (stabilisator) om vroegtijdige kleurvorming
/POS. ORIG
/diazomatJ
BELICHTEN ONTWIKKELEN
Fig. 1. Mogelijkheden met positief lichtdrukmateriaal.
NGT GEODESIA 84