De IMLF-examens*)
door prof. ir. J. E. Alberda, hoogleraar aan de Afdeling der Geodesie van de Technische
Hogeschool Delft.
SUMMARY
Report of the Committee on NLF-examinations
Chairman's presentation of the report of a Committee on the NLF-examinations for surveying technici
ans, computers, draughtsmen and field assistants. These examinations, leading to generally acknow
ledged diplomas, were established in 1943, 1949, 1950 and 1971 respectively. After the foundation of
schools for higher and intermediate surveying technicians, the first three diplomas have lost their signifi
cance as general standards of proficiency, but they retain their value for those who are working in
practice without a formal education in surveying. The author discusses the effort of the volunteer exami
nations, the social significance of the diplomas, their appreciation by employers, the contents of the exa
minators and their adaption to modern developments, and the teaching and training possibilities It is
advised to abolish the computer's diploma on three years' notice and consider future abolition of the
draughtsman's diploma, because of the low number of participants and the impossibility of modernizing
these examinations in the existing organizational context.
Inleiding
Het is vier jaar geleden, dat het bestuur van het NGL een
brief kreeg van het bestuur van de Stichting NLF-
examens, waarin een zekere problematiek werd gesigna
leerd met betrekking tot de „maatschappelijke waarde
ring" van de NLF-examens. Hierop volgde begin 1981
een gesprek tussen beide besturen, waarbij de proble
matiek nader werd toegelicht aan de hand van een dis
cussienota, opgesteld door de toenmalige voorzitter van
de Stichting NLF-examens, drs. ir. H. A. L. Dekker. Die
nota mondde uit in een aantal vragen over de toekomst
verwachting van de aantallen kandidaten, de examen
frequentie, de relatie met diploma's van schriftelijke cur
sussen, de studiebegeleiding, de financiën en over de
wenselijkheid van afschaffing van het examen voor land
meetkundig rekenaar.
Ik weet niet of het bestuur van de Stichting NLF-exa
mens verwachtte direct antwoord op die vragen te
krijgen. Het was een goede discussie, maar hoewel er
enkele kwantitatieve gegevens bekend waren, bleek
men in verschillende zaken onvoldoende inzicht te heb
ben. Bovendien was er een grote onderlinge verweven
heid tussen de verschillende aspecten. Kortom, een
direct antwoord was niet mogelijk; de zaak moest eens
grondig worden onderzocht. Het NGL-bestuur besloot
daarvoor een commissie te vormen en ik kreeg als com
missaris onderwijs de taak die commissie te formeren en
voor te zitten. Door omstandigheden heeft de totstand
koming van het rapport wat meer tijd in beslag genomen
dan was voorzien, maar in het afgelopen voorjaar was
het dan zover. Ik zal straks de hoofdzaken van ons
rapport belichten, maar voor ik daartoe overga, zou ik
graag de NLF-examens in een historisch perspectief wil
len plaatsen om te laten zien, dat de totstandkoming van
de examens ook een stukje sociale geschiedenis weer
spiegelt.
Geschiedenis
Het zal bekend zijn, dat de eerste NLF-examens in 1943
werden afgenomen, maar niet dat de basis voor de exa
mens al in 1934 werd gelegd. De voorgeschiedenis gaat
nog verder terug. In 1929 werd door een commissie van
de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde (VK en
Inleiding gehouden tijdens de NGL studiedag „Onderwijs in de
Landmeetkunde" op 21 september 1984 te Utrecht, bij de aan
bieding van het rapport van de Commissie inzake de NLF-
examens.
L) een rapport [1]*) uitgebracht over de samenwerking
tussen het Kadaster en de gemeenten. De commissie,
bestaande uit L. Bakker, F. Harkink en J. M. Tienstra
pleitte o.a. voor hermetingen en voor de produktie door
het Kadaster van kaarten met een karakter, zoals wij nu
van de GBKN kennen. Uit het rapport blijkt, dat door
personeelsgebrek het Kadaster vaak niet tijdig kon vol
doen aan de behoefte aan landmeetkundig werk voor
gemeenten, en dat de gemeenten het dan noodgedwon
gen maar zelf deden, met als gevolg dubbel meten. De
commissie stelde voor goedkoop lager personeel aan te
stellen, dat de technische werkzaamheden (geen grens-
aanwijzing) zou kunnen doen onder toezicht van de
landmeter. Dit personeel werd aangeduid met de naam
veldassistenten. Uit de discussie die op het rapport
volgde, blijkt dat het idee dat anderen dan de landmeters
van het Kadaster kadastrale metingen zouden verrichten
echt nog nieuw, om niet te zeggen revolutionair was. Ik
citeer een verslag [2] uit 1929:
,,De heer De Korver heeft vreemd opgekeken van die
'veldassistenten'. Dit gaat buiten de opdracht. Hij stelt
voor daaromtrent geen beslissing te nemen en dit punt
te elimineren. De heer Pieters vraagt echter opheldering
omtrent de 'veldassistenten', vooral of dat een 'arbei
ders- of een heerenbaantje' is.
De VK en L kreeg geen tijd om zich uitvoerig op deze
kwestie te beraden, want in 1932 werden bij het Kadas
ter van hogerhand veldassistenten ingevoerd, dat wil
zeggen tekenaars werden als proef opgeleid om de
meer eenvoudige metingen te velde te verrichten; deze
waren tot dan toe aan de landmeters van het Kadaster
voorbehouden. De maatregel was gericht op bezuini
ging. Er zaten veel aspecten aan de zaak, zoals:
- de uiterst slechte economische situatie;
- de bezorgdheid van de landmeters van het Kadaster
voor de kwaliteit van hun Dienst en voor hun nog niet
zo lang geleden bevochten status, berustend op de
academische Wageningse opleiding;
- het streven van de tekenaars naar positieverbetering;
- het verschil tussen kadastrale en niet-kadastrale toe
passingen van de landmeetkunde.
Het zou te ver voeren alle aspecten en zienswijzen hier
te analyseren en te kijken wie het bij het rechte eind
heeft gehad. Ik wil nu alleen enkele treffende uitlatingen
citeren.
De nummers [1] t.m. [10] verwijzen naar „Literatuur" op p.
24 aan het eind van deze inleiding.
18
NGT GEODESIA 85