de aspect is overigens ook van belang voor werkgevers; verdere vorming van zittend personeel is gunstig, maar kan ook tot vertrek naar een andere baan leiden. De geschiedenis van de NLF-examens toont aan, dat de diverse studiecommissies die er hun aandacht aan heb ben gewijd, alleen oog hebben gehad voor het eerstge noemde aspect. Door het bestaan van de MTS- en HTS- opleidingen heeft dit aspect de duidelijke niveaube paling van technici als standaard voor de beroepswereld en als bijdrage tot een goede beoefening van de land meetkunde in binnen- en buitendienst zijn belang ver loren. Het tweede aspect blijft van belang: de mogelijk heid tot positieverbetering van personeel door het beha len van een diploma en de stimulans tot studie, evenals het daaraan verbonden belang van werkgevers. Dit is uiteraard slechts een kwalitatieve constatering. De aantallen kandidaten zijn eveneens van belang. In dit op zicht bestaan er verschillen tussen de diverse examens. De gemiddelde aantallen kandidaten en geslaagden in de periode 1977- 1983 zijn in onderstaande tabel weer gegeven, met apart de aantallen voor 1983. Periode 1977 - 1983 1983 NLF-examens gemiddeld gemiddeld kandi aantal aantal daten kandidaten geslaagden geslaagden landmeettechnicus 21 7 16 6 tekenaar 7 2 4 1 rekenaar 2 0,5 1 - landmeetassistent 36 22 9 6 Kort gezegd komt de huidige maatschappelijke beteke nis van de NLF-examens landmeettechnicus, tekenaar en rekenaar er in de eerste plaats op neer, dat per twee jaar ongeveer 30 personen de mogelijkheid krijgen hun kennis en kunde te laten toetsen om via het diploma hun positie te verbeteren. Het betreft hier personen die op grond van leeftijd en/of verdere omstandigheden geen diploma van regulier dagonderwijs kunnen verkrijgen. Een belangrijk aspect is, dat personeel van de binnen dienst via het diploma landmeettechnicus toegang tot de buitendienst kan krijgen. In de tweede plaats is er een belang aan de kant van de werkgevers, namelijk het feit, dat een NLF-diploma getuigt van ervaring en directe in zetbaarheid, wat van geen enkel schooldiploma kan worden gezegd. Daarbij komt nog de mogelijkheid voor uitzicht te bieden aan nog niet gediplomeerd personeel en de motivatie die daarvan kan uitgaan. Het genoemde aantal van 30 personen per twee jaar is niet indruk wekkend, maar ook niet te verwaarlozen in vergelijking met het aantal MTS- en HTS-abituriënten, respectieve lijk ongeveer 70 en 20 per jaar. Kijkt men echter naar de afzonderlijke NLF-examens, dan kan alleen al op grond van het aantal kandidaten worden geconcludeerd, dat het examen voor landmeetkundig rekenaar geen noe menswaardige maatschappelijke betekenis meer heeft. Met het examen landmeetkundig tekenaar is het in dit opzicht iets beter gesteld, maar het aantal kandidaten is marginaal. Het examen landmeettechnicus trekt nog een redelijk aantal kandidaten. In dit kader moet er nog op worden gewezen, dat verschillende organisaties twee NLF-diploma's eisen voor sprake kan zijn van een bevor dering. Het examen landmeetassistent geniet een redelijke be langstelling, het is tot nu toe jaarlijks afgenomen (16 kan didaten in 1984). Na 1984 wordt dit examen tweejaarlijks afgenomen. Mede omdat op dit niveau geen school- NGT GEODESIA 85 diploma's bestaan, lijkt de maatschappelijke betekenis niet aan twijfel onderhevig. Uit het bovenstaande valt de conclusie te trekken, dat de maatschappelijke betekenis van de NLF-examens niet goed is af te leiden uit de frequentie van advertenties voor personeel, waarin een NLF-diploma wordt ge noemd. Afgezien van het effect van de conjunctuur, komt in zulke cijfers niet tot uiting het belang van de diploma's voor zittend personeel dat bij dezelfde werk gever zijn positie wil verbeteren. Zeer duidelijk is dit te zien bij de examens voor landmeetassistent; er zijn vrij wel geen advertenties voor landmeetassistenten, maar de belangstelling is niet onbevredigend. Waardering Uit de gegevens van hoofdstuk 6 blijkt, dat de houders van de diploma's landmeettechnicus, tekenaar en reke naar in de praktijk toegang hebben tot functies die in overeenstemming zijn met het werk- en denkniveau dat in de examens wordt beoogd. Globaal kan dit worden gekarakteriseerd als behorende tot hoofdgroep III van het BBRA*). Als indicatie kan de bij overheidsdiensten gebruikelijke benaming „technisch ambtenaar" worden genoemd, hoewel die niet overal hetzelfde betekent. De diploma's worden duidelijk gehanteerd als noodzakelijke voorwaarde voor benoeming op dit niveau; bij sommige organisaties zijn daarvoor twee diploma's vereist. In de specifieke samenhang van organisaties wordt het niveau van een recent gediplomeerde met ervaring ongeveer gelijkgesteld met dat van een beginnend HTS-er of een excellerend MTS-er met enige jaren ervaring. Het diplo ma landmeettechnicus kan in de regel toegang tot hoger gewaardeerde functies geven dan de diploma's tekenaar of rekenaar; dit hangt uiteraard samen met het karakter van het werk in de buitendienst. Uit de vergelijking in hoofdstuk 5 van de vereiste stof voor de examens landmeettechnicus en tekenaar met de leerstof van de MTS-opleiding blijkt, dat laatstgenoemde leerstof ruimschoots de NLF-stof omvat voor wat betreft de theorie. De over het algemeen hogere inschaling van de NLF-diploma's moet dus geheel worden toegeschre ven aan de combinatie van factoren als leeftijd, ervaring, praktische vaardigheid en zelfstandigheid. De waardering van het diploma landmeetassistent ligt ondubbelzinnig vast; het bezit daarvan is een noodzake lijke voorwaarde voor een functie op het desbetreffende werkterrein, gehonoreerd volgens schaal 32 van het BBRA 1948 (4 van het BBRA 1984). Inhoud van de examens De schriftelijke opgaven voor de examens landmeettech nicus, tekenaar en rekenaar komen overeen met op gaven, zoals ze in de praktijk voorkomen; ze zijn trou wens vaak aan de praktijk ontleend. Gevraagd wordt een eindprodukt, zoals een functionaris in zijn werkkring be hoort af te leveren. Afgezien van het vak landmeetkun de, waarbij o.a. wordt gevraagd een opzet te maken voor een meting of uitzetting, houden de opgaven de uitvoering van volledige berekeningen, tekeningen enz. in; vragen over theorie komen bij het schriftelijk examen niet of nauwelijks voor. De kandidaat moet dus het pro bleem doorzien, zelf een keuze voor de aanpak maken en de opdracht uitvoeren binnen de gestelde tijd. Deze situatie, waarbij kennis, vaardigheid en routine tegelijk Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren. 21

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 23