worden getoetst, verschilt aanmerkelijk van die bij de gangbare schoolexamens, die meestal zijn gericht op het toetsen van theoretische kennis en inzicht en waarbij praktische vaardigheden worden verkregen door het vol brengen van practica binnen een meestal vrij ruime tijds limiet, met de mogelijkheid van assistentie. Bij het korte mondelinge examen worden vragen gesteld over een breed gebied in overeenstemming met de programma- eisen van het prospectus. Uit de enquête is gebleken, dat de meeste deelnemers in de praktijk met alle door hen afgelegde examenvakken in aanraking komen en van oordeel zijn, dat geen van die vakken kan worden gemist. Bij sommige organisaties komen bepaalde onderdelen niet of nauwelijks voor, maar dit is uiteraard geen reden om ze op een algemeen examen te laten vervallen. Het examen voor landmeetassistent heeft hetzelfde ka rakter als de andere drie, met dien verstande, dat aparte toetsen voor wiskunde en algemene kennis zijn opge nomen. Aansluiting op moderne en te voorziene ontwikke lingen De navolgende beschouwingen hebben betrekking op de examens voor landmeettechnicus, tekenaar en reke naar. De examencommissie heeft in de loop der jaren de ontwikkeling van het landmeten, het tekenen en het rekenen zo goed mogelijk gevolgd, bijvoorbeeld door het doen gebruiken van (niet-programmeerbare) elektroni sche rekenmachines op het examen en het aan de orde stellen van elektronische afstandmeters en rekenhulp middelen, moderne tekeningdragers, graveren, afwrijf- schrift enz. De examenopgaven zijn in de loop der jaren niet wezenlijk veranderd, wat niet verwonderlijk is, om dat het nu eenmaal om een bepaalde sector van de prak tijk gaat, die dit soort problemen oplevert. Intussen heeft echter de praktijk als geheel onder invloed van de technische ontwikkelingen grote veranderingen en verschuivingen te zien gegeven (bijvoorbeeld kring- netten, elektronische tachymetrie, automatische regis tratie en verwerking van meetuitkomsten, grote compu tervereffeningen, digitizers, programmeerbare tafelcom puters, tekenautomaten). Niet al deze ontwikkelingen kunnen tot het belangstellingsgebied van de NLF- examens worden gerekend (behalve dan in globale zin), omdat het vereiste kennisniveau te hoog is en bovendien moeilijk toetsbaar in de praktijkvorm van de NLF- examens. Door met name de ontwikkeling van program meerbare tafelcomputers is de vraag naar landmeet kundig rekenaars van het NLF-type vervangen door de vraag naar meer gekwalificeerd personeel met een HTS- opleiding. Niet hun landmeetkundige kennis is overbodig geworden, maar wel hun specifieke soort Tekenvaardig heid. Bij diensten en bedrijven met gestandaardiseerde meetmethoden en aansluitende berekening op een grote computer spreekt dit nog sterker. Het is dus geen won der, dat het examen voor landmeetkundig rekenaar bijna geen kandidaten meer trekt. De conclusie luidt, dat dit examen kan worden afgeschaft. De functie van landmeetkundig tekenaar heeft uiteraard ook sterk de invloed van de ontwikkeling ondervonden. Deze functie zoals globaal gekarakteriseerd door het NLF-programma is breder van inhoud dan die van de rekenaar. Vanouds is de landmeetkundig tekenaar ty pisch de functionaris van de binnendienst, die reken-, teken- en administratief werk verricht. Ondanks de auto matisering van reken- en tekenwerk kan niet worden gesteld, dat deze binnendienstfunctie zijn betekenis heeft verloren. Wat het tekenen op zichzelf betreft, valt het niet te verwachten dat het belang van een goede handvaardigheid geheel zal verdwijnen, zover is het in ieder geval nog lang niet. Kartografische kennis in bre dere zin zal zeker nodig blijven. Het is waarschijnlijk de discrepantie tussen de op het NLF-examen geëiste land meetkundige kennis en de praktijk van de tekenaar, die maakt dat de belangstelling voor het betrokken examen zo gering is. Het lage percentage geslaagden (27%) wijst erop, dat dit examen relatief het moeilijkst is. Bij de beantwoor ding van de enquête hebben sommige tekenaars de me ning geuit, dat informatica en automatisering in het exa menpakket zouden moeten worden opgenomen. Deze mening moet wel berusten op de waarneming, dat deze aspecten in de praktijk niet meer kunnen worden wegge dacht, zoals ook blijkt uit de schoolopleidingen. Men kan echter niet voldoen aan de noodzaak van kennis op dit gebied door extra vakken aan het NLF-examen toe te voegen. Bovendien zal om verschillende redenen een poging om het NLF-examen op deze wijze te modernise ren op onoverkomelijke moeilijkheden stuiten. Ten eerste is automatiserings- en computerkennis niet goed op geïmproviseerde wijze in de praktijk te leren; hier moet een goed gestructureerde cursus aan ten grond slag liggen, die wordt afgesloten met een eigen examen. Voor toepassing in de landmeetkunde is uiteraard kennis en inzicht op landmeetkundig gebied nodig, die op ande re wijze al of niet gelijktijdig worden verkregen. Ten tweede sluit de impliciete wijze van examinering van het NLF-examen een goede toetsing van de voor een essen tieel deel theoretische kennis uit. Ten derde is praktische toetsing niet mogelijk op grond van de nodige appara tuur. Als dit al materieel mogelijk zou zijn, zou men nog stuiten op de onoverkomelijke moeilijkheid van uni formering (welke apparatuur, welke programmeertaal in welke versie). De conclusie is, dat de kartografische kant van de NLF- landmeetkundig tekenaar zijn betekenis vooralsnog be houdt, maar dat het NLF-programma voor de landmeet kundig tekenaar als brede binnendienstfunctionaris ver ouderd en niet te moderniseren is, en mede gezien het geringe aantal kandidaten binnen afzienbare tijd kan worden afgeschaft. Er zou een termijn kunnen worden gesteld afhankelijk van het aantal gegadigden, om stu derenden niet te duperen. Hierbij kan worden overwo gen dat, gezien de overlapping met het examen land meettechnicus, het niet veel extra moeite zal kosten het tekenaarsexamen nog enige malen af te nemen. Met betrekking tot het examen voor landmeettechnicus geldt voor het rekengedeelte hetzelfde als voor het re- kengedeelte van het examen landmeetkundig tekenaar. Bij de landmeettechnicus weegt de discrepantie met de praktijk niet zo zwaar als bij de tekenaar, omdat hij over wegend in de buitendienst werkzaam zal zijn. Genoemde rekenvakken sluiten beter aan bij praktische kennis van de landmeetkunde dan bij de kartografische kant van de tekenaar. De toets op deze vakken met eenvoudige rekenapparatuur kan daarbij meer worden gezien als begrips- en inzichttoets. Dit is vergelijkbaar met de gang van zaken bij diverse schoolopleidingen, waar de studen ten eerst nog steeds niet-geautomatiseerde berekenin gen uitvoeren voor ze met modernere middelen leren werken. 22 NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 24