Bijlage 3.
PNTNR.
M
11201
1
155023.00
463012,00
11202
1
155033.81
463067.49
11203
1
155099.13
463079.08
11204
1
155078.85
463011.90
11205
1
155074.60
463006.32
11206
1
155067.72
463004.92
METINGENBESTAND
BLZ REG
CO
P
K A
M
B
C D
1 10
10
11202
0
1 20
10
11203
66.34
1 30
11
12514
1 17.33
1 40
10
11201
0
1 50
10
11202
56.54
1 60
11
12501
2.00
1 70
10
11201
0
1 80
10
11206
45.28
1 90
11
12503
1 18.86
10.02
1 100
11
12513
1 18.86
20.16
1 110
11
12507
1 39.10
20.16
1 120
11
12505
1 39.10
10.02
1 130
11
12502
1 49.12
2.00
1 140
30
12513
1 150
31
12512
1 6.75
1 160
31
12511
1 -3.20
1 170
31
12509
1 6.74
1 180
31
12508
1 3.20
1 190
31
12507
1 -6.75
1 200
10
12511
0
1 210
10
12509
6.74
1 220
11
12510
1 3.37
1 230
40
12510
12514
50.56
Bijlage 4.
SIGNAALLIJST REKENPROGRAMMA TOEGEPASTE
LIJNVER-
GROTING: 0 MM/KM
FC 823 12510
12514 50.56 BLZREG: 1230 FL
-4.14 TOL: 0.09
(FC 823
Toleransoverschrijding bij een
controlemaat)
COÖRDINATENBESTAND BEREKENDE PUNTEN
BLZ: 1
VOOR MIDDELING GESORTEERD OP PUNTNUMMER
PNTNR. K
l\/l
X
Y
BLZ
REGEL
IVI
12501 1
155023.38
463013.96
1
60
12502 1
155071.83
463006.29
1
130
12503 1
155043.19
463018.95
1
90
12505 1
155063.18
463015.78
1
120
12507 1
155064.77
463025.80
1
110
12508 1
155058.10
463026.85
1
180
12509 1
155057.60
463023.69
1
170
12510 1
155054.27
463024.22
1'
220
12511 1
155050.95
463024.75
1
160
12512 1
155051.45
463027.91
1
150
12513 1
155044.78
463028.96
1
100
12514 1
155050.87
463070.52
1
30
LANDMEETKUNDE Tijd: 3 uur
1. Op welke wijze bepaalt u met de theodoliet een elevatiehoek?
2.
Welke fout kan hierbij optreden en hoe wordt deze geëlimi
neerd? Verduidelijk dit met een tekening.
Wat is de invloed van een ontregeling van de tweede as van
een theodoliet op de horizontale projectie van een gemeten
richting?
Heeft een foutieve stand van de eerste as van een theodoliet
invloed op de meetresultaten?
Geef de definitie van de vizierlijn van een richtkijker.
Geef een korte omschrijving van de reiteratiemethode van
Bessel.
Welke instrumentfouten worden bij deze methode geëlimi
neerd?
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Welke methoden van grondslagmeting kent u?
Geef van elke methode een korte omschrijving.
Aan welke eisen moet een detailmeting voldoen?
Welke voorwaarden gelden bij richtingsmeting?
Wat verstaat u onder de volgende begrippen:
Limiteren.
Idealiseren.
Realiseren.
Identificeren.
Delimiteren.
Wat is het doel van controle bij detailmeting?
Welke directe en welke indirecte controles kent u?
Welke metingen moet u verrichten om de veelhoek 1, 2, 3, 4
enz. af te sluiten?
1 is een torenspits,
1" is een toegelaten excentrisch punt op de omgang,
1' is een hulppunt,
0 is een oriënteringspunt.
Geef de te meten afstanden en richtingen aan in de figuur.
12.
13.
Het bouwterrein DEFGHI met een grootte van 10 are moet
worden uitgezet.
EFG is een cirkelboog met een straal van 10 meter.
E en G zijn tangentpunten, F is het middenboogpunt.
Hl en Dl moeten loodrecht staan op resp. BC en BA.
Hoe voert u de meting uit?
Bereken GH en Hl.
Deze opgave is gelijk aan opgave 1 van het onderdeel „Kaart
vervaardiging".
METINGSSTUKKEN: gemeente Loenersloot. Tijd: 6V2 uur
Gegevens:
3 veldwerken, waarvan een oud veldwerk.
1 hulpkaart (kopie van het bijblad in grijs, met de nieuwe grenzen
en gebouwen in rood).
20 posten reg. 9, genummerd 9/75, 114, 115, 120, 122, 123, 124,
125, 126, 129, 130, 134, 135, 144, 145, 147, 148, 149, 150, 154.
3 kopieën Hyp. no. 4: dl. 1650-10, dl. 2270-6, dl. 2849-98.
1 formulier Kad. 75 b.
Gevraagd:
Maak uit deze gegevens de staat 75 netjes op, met volledig afge
werkte bijlagen. Van het staatje op de hulpkaart behoeft alleen de
eerste kolom te worden ingevuld. Het verdient aanbeveling de ge
kozen oplossingen te motiveren, bij voorkeur op een afzonderlijk
vel papier.
(Wordt vervolgd in een komend nummer.)
NGT GEODESIA 85
29