bevat, maakt het er niet eenvoudiger op de toelichting goed te begrijpen. Het instrument bestaat uit een drijver (fig. 2) die is ge maakt van licht koper en die een diameter heeft van 26 cm [6] en een hoogte van 10 cm. Door het midden loopt een ronde, 52 cm lange verticale as. Deze as is aan de onderkant verzwaard en van boven verbonden met een kijkerbuis. Dit geheel drijft in een met water gevuld kelk- vormig omhulsel of mantel. Het omhulsel is afgesloten met een afneembare deksel; deze heeft in het midden een vierkante opening en moet zo groot zijn, dat de ron de verticale buis van de drijver erdoorheen kan. Letterlijk luidt de tekst: .Ie dit trou doit estre si large, que ie tuyau de cuivre y puisse tourne iibrement, pour quel ef fect aussi Ie susdit trou est quarré.Ondanks deze „verklaring" blijft het onduidelijk waarom dat gat vier kant moet zijn en niet rondl \L -■ Fig. 2. Dwarsdoorsnede en zijaanzicht van de hoofdelementen. De mantel (en dus ook drijver en kijkerbuis) is door mid del van een ijzeren of koperen drievoet verbonden met een driehoekige houten plank. Stelschroeven maken het mogelijk de helling van het instrument ten opzichte van deze grondplaat te corrigeren. De houten grondplaat kan aan de onderkant worden gekoppeld aan een in hoogte verstelbare stok (fig. 3). Het instrument kan dus met of zonder stok worden gebruikt. In het laatste geval kan ge bruik worden gemaakt van een muur, maar ook van bij voorbeeld een ton. Als lengte voor de kijkerbuis wordt een maat van twee voet (63 cm) genoemd, maar er wordt aan toegevoegd dat het ook meer kan zijn, want hoe groter het instru ment des te beter en nauwkeuriger zijn de metingen. Ook hier komt de bekende opvatting van vroeger naar voren, dat vergroten van de nauwkeurigheid kan worden bereikt door het groter maken van het instrument. In het geschrift wordt geen melding gemaakt van len zen. Het aanbrengen ervan zou echter nauwelijks een verbetering zijn geweest, gezien de vaak slechte kwali teit van de in die tijd vervaardigde lenzen. Aan beide ein den van de buis zijn in de wand gaatjes aangebracht (fig. 3, bij m); deze dienen voor het spannen van twee horizontale draden waarmede op het object kan worden gericht: „...mm monstrent quatre petits trous, a tra vers desquels on attache deux petites filets, qui servent de pinnules.Op de bovenkant van de kijker zijn twee trechtervormige uitsteeksels aangebracht; door opvul ling van een van die trechtertjes kan de helling van de kijkerbuis worden bijgesteld indien deze te schuin staat. De kijker heeft geen voor- of achterkant en kan dus aan beide einden worden gebruikt. Deze mogelijkheid wordt benut bij het controleren of de vizierlijn horizontaal is. Het pamflet eindigt namelijk met een beschrijving en bewijsvoering van proef van onderzoek en regeling. Er wordt op een object gericht, de kijker wordt 180° om zijn verticale as gedraaid en er wordt weer afgelezen. Is er NGT GEODESIA 85 V Fig. 3. Het instrument op statiefstok. een verschil, dan zal het gemiddelde de horizontale lijn aangeven. Regeling geschiedt door verzwaring van een van de twee trechtertjes. Geodeten herkennen de over eenkomst met de regeling van een waterpasinstrument met reversieniveau. Ook hier blijkt weer dat er niets nieuws onder de zon is! Nadere beschouwingen Het pamflet roept twee vragen op: is het instrument in werkelijkheid vervaardigd en wat is de datering. Voor wat betreft dit laatste geeft het geschrift geen direct ant woord, behalve de vermelding dat Meester „Control- leur-General des Provinces Unies" was en dat brengt ons in de periode 1674 - 1691. Kennismaking met het waterpassen en de behoefte aan een goed instrument zal Meester vooral hebben gehad bij zijn betrokkenheid bij bedijkingen en riviermetingen en dat is de periode 1681 - 1686. De beschrijving van het instrument is zeer gedegen en wel overdacht en wekt de indruk dat hier sprake is van een in werkelijkheid bestaand instrument. De goede contacten van Meester met de Van Mus- schenbroeks, die in die tijd de beste instrumentenwerk plaats van de Nederlanden bezaten, versterken deze mogelijkheid. Samuel van Musschenbroek was ook be trokken bij de bouw van de door Meester bedachte pon tons [7], Verder pleit voor deze opvatting het feit dat be kend is dat bijna alle andere uitvindingen van Willem Meester in werkelijkheid ook zijn gerealiseerd, ook al was het resultaat niet altijd succesvol [8]. Als tegenargument kan worden aangevoerd dat er, voor zover bekend, in onze musea en verzamelingen geen in strument is aan te wijzen, dat gelijkenis vertoont met de beschrijving van Meester. Helemaal uitgesloten is dit nog niet, want er is bij lange na nog geen goed inzicht in wat er op landmeetkundig gebied bewaard is ge bleven. Bovendien wordt de betekenis van dit tegen argument nog veel zwakker, wanneer men bedenkt dat vóór 1675 op alle schepen van de VOC een zee-astro labium verplicht werd meegevoerd en dat in ons land geen enkel exemplaar bewaard is gebleven! Het hier in beschouwing zijnde waterpas is een instru ment waarbij een drijver en een contragewicht zorgen, dat de vizierlijn van de kijker continu horizontaal blijft en daarmede is dit instrument een verre voorloper van onze hedendaagse automatische waterpasinstrumenten. Het waterpasinstrument van Huygens Willem Meester was niet de enige Nederlander die zich 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 11