in die tijd bezighield met het ontwerpen van een automa tisch waterpasinstrument. De bekende wis- en natuur kundige Christiaan Huygens deed hetzelfde. In 1679 werd door hem een waterpasinstrument uitgevonden dat, in tegenstelling tot Meesters instrument, wel be kendheid heeft verkregen en er zijn voldoende bewijzen dat dit instrument ook in de praktijk in gebruik is ge weest. In de Journal des Savants van 29 januari en 26 fe bruari 1680 wordt het door Huygens in het Frans be schreven. Ook vinden we een beschrijving van het „Ni veau de Monsieur Hugens" in het bekendste instrumen- tenboek van de 18e eeuw, de Traité de la construction et des principaux usages des instruments de mathéma- tique door Nicolas Bion. De Engelse vertaling van dit boek, die werd verzorgd door Edmund Stone, heeft voor een nog ruimere bekendheid gezorgd [9], In 1696 werden opnieuw metingen verricht in het gebied van de grote rivieren. Hierbij was de landmeter Hendrik Linden betrokken, die speciaal voor dit werk in Leiden een waterpas, bij de heer Huijgens geïnventeerd" had besteld. Over dit waterpas staat in het uitgebreide rap port: dat nu bij ons tot nog toe geen soo accuraat Instrument tot de Waterpassinge is bekend" [10]. Bijna vijftig jaar later, in 1744, ontvangt Willem Tiberius Hattinga voor zijn kaart van Zeeuws-Vlaanderen van de Raad van State 1500 gulden en „een Hugiaans water pas" [11]. Tot slot kan nog worden vermeld, dat het Rijksmuseum voor de geschiedenis der natuurwetenschappen, beter Fig. 4. Het waterpasinstrument van Huygens. bekend als Boerhaave Museum, een waterpasinstru ment van Huygens bezit, dat is vervaardigd door Jan Paauw en uit 1796 dateert. In fig. 4 is het instrument te zien. Vergeleken met dat van Meester is dit instument, technisch gezien, beter en verfijnder. Hier is sprake van een echt slingerinstrument, waarvan de demping ge schiedt door gebruik van walnoot- of lijnzaadolie onder bij het gewicht. De kijker is voorzien van lenzen en van een horizontale afleesdraad die in hoogte verstelbaar is. De vraag rijst vanzelfsprekend of Meester dit instrument heeft gekend. Gezien de contacten tussen hem en Huygens en het feit dat hij in 1686 de instrumenten van Huygens heeft geleend, lijkt het onwaarschijnlijk dat hij dit waterpas niet zou hebben gekend. De vraag waarom hij dan toch een eigen apparaat heeft ontworpen kan hier, wegens gebrek aan gegevens, niet worden beant woord. Vergelijking van de twee instrumenten toont vele verschillen, maar het opvallendste is wel, dat dat van Meester veel robuuster is en daardoor meer geschikt om een ruwere behandeling te ondergaan en te doorstaan. Deze aanwijzing en de in het pamflet enige malen voor komende vermelding van „tour de l'horisont" ofwel rondmeting, zouden een indicatie kunnen zijn, dat het waterpasintrument van Meester was bestemd om te worden gebruikt bij de aanleg van verschansingen in de vestingbouw, want ook daar is onze Controleur-Gene raal bij betrokken geweest. De vele verschillen tussen de twee instrumenten geven aan, dat de uitvinding van Willem Meester als een onaf hankelijke en zelfstandige vinding kan worden be schouwd, die ten onrechte geheel in het vergeetboek is geraakt. Noten 1. Pouls, H. C., Een historische instrumentenverzameling. Geo- desia, jrg. 21, 1979, p. 4-12. 2. Pouls, H. C., Winkelkruis - Astrolabium - Hollandse Cirkel (2). Geodesia, jrg. 21, 1979, p. 294-304. 3. Roorda, D. J., De loopbaan van Willem Meester. Spiegel Historiael, november 1981, p. 614-622. 4. Van de Ven, G. P., Aan de wieg van de Rijkswaterstaat. Wor dingsgeschiedenis van het Pannerdens kanaal. Gelderse Histo rische Reeks VIII. Zutphen 1976. Voor Willem Meester zie p. 69, 75-77. 5. Voor meer gegevens over Willem Meester en zijn pontons wordt verwezen naar de artikelenreeks van F. H. W. Kuypers in de Militaire Spectator 1866 getiteld: Willem Meester, een paar bladzijden uit de geschiedenis der Nederlandsche Ponton niers. Zie p. 340-350, 411-423, 455-466, 531-543 en 598-606. 6. In het pamflet zijn de maten gegeven in voeten en duimen. Aangezien in het Staatse leger de Rijnlandse roede de standaardmaat was, is deze hier aangehouden. Roede 3,767 m, voet 0,314 m en duim 2,61 cm. 7. Zie over deze betrokkenheid van Samuel van Musschenbroek het artikel van Kuypers, p. 532 e.v. 8. Succesvol waren o.a. zijn graafmachines en richtapparaten voor de artillerie; minder succesvol waren zijn „machine sche pen" ook wel „helsche machines" of „springers" genaamd. Zie hierover Kuypers p. 602 e.v. en Roorda, p. 618 e.v. 9. Het boek van Bion verscheen voor het eerst in 1709 in Parijs. Een nieuwe aangevulde en herziene druk verscheen in 1723 in Den Haag (La Haye). De eerste Engelse vertaling is van 1724. De tweede uitgebreide uitgave verscheen in Londen in 1758. Van deze laatste is in 1972 een prachtige herdruk verschenen bij de Holland Press. 10. Zie hierover de publikatie van Van de Ven, p. 84 en 85. 11. Hoogendoorn-Beks, W. J. M., en J. C. M. Hattinga Verschu- re, De Hattinga's en hun Topografische Atlassen. Alphen aan den Rijn, 1977, p. 3. Door het niet juist lezen van de oorspron kelijke geschreven bronnen is per vergissing gemeld dat het gaat om een Augiaans waterpas. Bestudering van de geschre ven tekst laat er geen twijfel over bestaan dat er staat Hugiaans waterpas. 50 NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 12