De ruimtelijke Anblock-methode een triangulatiemethode voor onafhankelijke modellen nederlands geodetisch tijdschrift door dr. ir. C. M. A. van den Hout, medewerker aan het ITC te Enschede. SUMMARY The spatial Anblock method The Anblock method, developed in 1960 by the author, is a model triangulation method restricted to planimetry only. This means that the models must be pre-levelled so as not to disturb the planimetrie accuracy. In that case, the procedure is non-iterative, the two-dimensional similarity transformation being a linear problem. The spatial Anblock method is an extension of the planimetrie Anblock method. It starts by numerically levelling all models in a block simultaneously. Absolute and independent (or relative) ground control (heights and distances, slopes, lake points, respectively) are used to level the models absolutely. As is known, relative ground control can be deter mined easier than absolute co-ordinates. 1. Inleiding De meetpunten in het rekenproces van de fotogramme- trische triangulatie voor een blokvereffening met onaf hankelijke modellen worden gevormd door de projectie centra te zamen met de snijpunten van de projecterende stralen van corresponderende punten, gelegen in de hoeken van de overlap van twee relatief georiënteerde foto's. i,j+l Fig. 1. Een onafhankelijk model. Elk model wordt onafhankelijk van de aangrenzende mo dellen gevormd en gemeten. De orthogonale machine- of modelcoördinaten x, y, z van de bovengenoemde modelpunten en eventueel ook van andere punten wor den gemeten. Elk model is bij benadering gelijkvormig met het corresponderende gedeelte van het gefotogra feerde terrein. De triangulatie voor een blokvereffening met onafhanke lijke modellen omvat het gelijktijdig oriënteren van alle modellen relatief en absoluut ten opzichte van een aantal terreinpunten, waarvan één, twee of alle coördinaten in een orthogonaal terrestrisch assenstelsel X, Y, Z bekend zijn. Dit geschiedt door op elk model een driedimensio nale gelijkvormigheidstransformatie toe te passen. De hiervoor geldende (driedimensionale gelijkvormig heidstransformatie) formules zijn: 3i bi Ui - bi ai Xj Yi (1) h <Ci xu d,Yi eiZi j) Zi waarin Xj, Yj, Zj -\j' "i.i terrestrische coördinaten van het punt j modelcoördinaten van het punt j in het model (i) getransformeerde modelcoördinaten van het punt j in het model (i) Ujj COSCpj sin cpiZj Vj j sincpisincojXj j cosco,yf j - cosqjjsinWjj aj cos A"iAj bj sin A'jAj Cj sin cp jcos Wj dj sin wi e, cos cpicos Wi Aj schaalfactor van het model (i) cpi,a>i, rotaties van het model (i) Xj, Yj, Zjtranslaties van het model (i) Per triangulatiepunt moeten drie terrestrische coördina ten (Xj, Yj, Zj) en per model zeven oriënteringselemen ten (cfi, Wi, A'j, Aj, Xj, Yj en Zj) worden bepaald. Voor een klein aantal modellen moet dus al een zeer groot aantal onbekenden worden berekend. Daar komt nog bij, dat de voor elk gemeten punt geldende vergelijkingen (1) niet lineair zijn met betrekking tot de schaalfactoren en de rotaties. Een directe oplossing van het stelsel vergelij kingen (1) is daardoor niet mogelijk. Men neemt daarom zijn toevlucht tot het invoeren van benaderde waarden voor de schaalfactoren en de rotaties, en het berekenen van correcties aan deze grootheden. De aldus verkregen vergelijkingen, waarvan de termen van de tweede graad en hoger worden verwaarloosd, zijn dan veel eenvou diger op te lossen. Een probleem blijft echter het bepalen van de benaderde waarden. Het gelijktijdig bepalen van alle onbekenden kan worden omzeild door de onbekenden in groepen te verdelen en ze achtereenvolgens te berekenen. Dit wordt bijvoor beeld gedaan door eerst een planimetrische en ver volgens een hoogtetriangulatie uit te voeren. Daartoe neemt men aan, dat alle modellen bij benadering hori zontaal zijn, d.w.z. dat qpj cOj 0. 42 NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 4