Fig. 3 is een luchtfoto van een van de 30 steendepots bij
de Oosterscheldewerken, waarvan het volume moest
worden bepaald. Langs fotogrammetrische weg zijn de
ruimtelijke coördinaten (x, y, z) bepaald van de karakte
ristieke vormlijnen van het depot (de volgetrokken lij
nen), alsmede van een aantal hoogtepunten (aangege
ven met tekens). Vervolgens zijn met het MOSS pro
gramma de driehoeken gevormd tussen deze punten
(fig. 4). Van ieder prisma afzonderlijk wordt nu de in
houd bepaald ten opzichte van het bodemvlak met een
bekende hoogte. Snijdt dit vlak het terrein, dan volgt
berekening van de volumen onder en boven het vlak.
Sommatie van de inhouden geeft de totale volumen
(fig. 5).
VOLUME VOLGENS PRISMAMETHODE
BODEMVLAK OP: 1.000
PLAN AREA BELOW
PLAN AREA LEVEL
PLAN AREA ABOVE
PLAN AREA TOTAL
3539.875
.000
44760.125
48300.000
VOLUME BELOW: 29706.625
VOLUME ABOVE 1339156.625
EINDE VOLUMEBEREKENING
Fig. 5. Totale volumeberekening.
Is de ondergrond daarentegen niet vlak, dan zal deze
apart moeten worden opgemeten en wordt de inhoud
hiervan berekend ten opzichte van een fictief bodem-
vlak. Op analoge wijze wordt de inhoud van de ophoging
ten opzichte van hetzelfde fictieve vlak bepaald. Het ver
schil tussen beide inhouden is de grondbalans. Een be
langrijke randvoorwaarde hierbij is, dat de begrenzing
van beide gebieden dezelfde moet zijn.
4.3. Gecompliceerde volumeberekeningen met prisma's
In veel gevallen, in het bijzonder bij de uitvoering van
wegenbouwprojecten, vindt niet alleen ophoging, maar
ook ingraving plaats, waarbij de volumen apart moeten
worden verrekend. Berekening van de grondbalans, zo
als geschetst in hoofdstuk 4.2 geeft dan onvoldoende in
formatie. Hiervoor is de volgende oplossing gevonden:
Analoog aan hoofdstuk 4.2 worden van de begin- en
eindsituatie driehoeken gevormd. Deze twee verzame
lingen driehoekszijden worden met elkaar gesneden,
waarna tussen de oude driehoekspunten en snijpunten
van de zijden nieuwe driehoeken worden gevormd. Fig.
6 toont hiervan een verticale projectie. Fig. 7 geeft een
perspectivisch beeld. Op het ondervlak zijn de projecties
van een driehoek uit de begin- en een driehoek uit de
Fig. 6. Verticale projectie van twee verzamelingen driehoeksvlak-
ken (oranje en blauw) met nieuw gevormde driehoekszijden (ge
stippeld).
NGT GEODESIA 85
Fig. 7. Perspectivisch beeld van het ontstaan van verschildrie-
hoeken.
VOLUME VOLGENS PRISMAMETHODE
BODEMVLAK OP: .000
BENODIGDE EXTRA GEHEUGENRUIMTE: 72 WOORDEN
VOLUME BELOW: 249491.667
PLAN AREA BELOW:
PLAN AREA LEVEL
PLAN AREA ABOVE
PLAN AREA TOTAL
ER ZIJN 400 DRIEHOEKEN
GEVONDEN.
ER ZIJN 417 DRIEHOEKEN
GEVONDEN.
ER ZIJN 0 DRIEHOEKEN SAMENVALLEND MET HET BODEMVLAK
GEVONDEN.
BENODIGDE EXTRA GEHEUGENRUIMTE:
GEBIEDEN BOVEN HET BODEMVLAK
LABELS OPPERVLAKTE
2000 - 2001 25925.00
GEBIEDEN ONDER HET BODEMVLAK
LABELS OPPERVLAKTE
4000 8925.00
4001 13450.00
EINDE VOLUMEBEREKENING VOLGENS DE PRISMA METHODE EN
OPBOUW GRENSSTRINGS.
22375.000
.000
25925.000 VOLUME ABOVE 340741.667
48300.000
(DEELS) BOVEN HET BODEMVLAK
(DEELS) ONDER HET BODEMVLAK
474 WOORDEN
INHOUD
340741.67
INHOUD
107800.00
141691.67
Fig. 8. Volumeberekening per ophoging/ingraving.
07800.0
3^0711 .7
Fig. 9. Snijlijnen van ophoging en ingraving met de volumen.
129