Het meten van digitale terreinmodellen door P. H. de Jonge, rayonchef bij de afdeling Terrestrische Metingen van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Utrecht. SUMMARY Measurements of digital terrain models Modern civil engineering projects require large amounts of ground surface information. Using digital terrain models (DTM) in three dimensions are necessary. The author describes different ways of creating DTM's: by conventional survey, self-recording tacheometers, echo-soundings, dynamic measurement systems (Minilir, rotating lasers) and photogrammetry. 1. Inleiding Ten behoeve van het ontwerp van civieltechnische werken bestaat er behoefte aan een zo volledig mogelijk beeld van het terrein. De landmeetkundige wereld voor ziet voor een groot deel in deze behoefte. Het gebruik van de computer en de opkomst van de zelfregistrerende elektronische tachymeter hebben de mogelijkheden om aan deze behoefte te voldoen, aanmerkelijk uitgebreid. De civieltechnisch ontwerper kan een vollediger en beter te behandelen informatiepakket voorgeschoteld krijgen in de vorm van een Digitaal Terrein Model (DTM). In het nu volgende worden het DTM behandeld, alsme de de verschillende meetmethoden die nodig zijn om zo'n DTM te kunnen opbouwen. 2. Digitaal Terrein Model Een model kan worden omschreven als een afbeelding of beschrijving van een gedeelte van de „werkelijkheid". Een model kan bijvoorbeeld zijn: een foto, een schilderij, een kaart, een beschrijving zowel in woorden (een ver haal) als in cijfers (een meetstaat). Een terrein model is een afbeelding van een stukje aard bol, meestal maar enige vierkante kilometers. Bekende terreinmodellen zijn onder andere: luchtfoto's, kaarten, profieltekeningen en waterpasstaten. Een grafisch terrein model is een min of meer direct lees baar produkt. We kunnen er bijvoorbeeld met een schaallatje maten in meten en door interpretatie van kleuren, signaturen en vormen andere gegevens aan ontlenen. Voorbeelden zijn de al genoemde luchtfoto's, kaarten en profieltekeningen. Een digitaal terrein model is een beschrijving van de ter- reinvorm in cijfers. Voor het ontlenen van maten aan een DTM moet met deze cijfers worden gerekend. Gezien de omvang van deze cijferverzamelingen zal dit steeds met computers gebeuren. In een DTM kan een groot aantal verschillende onder werpen worden opgenomen. Deze worden in de volgen de groepen onderscheiden: puntobjecten, lijnobjecten en oppervlakte-objecten. 122 Bij het vastleggen van deze objecten kunnen we denken aan het bekende coördinatensysteem (x, y, z) en een toevoeging voor het soort object, de relatie tot andere objecten enz. 3. Invoering Digitaal Terrein Model De ontwerpers van de Rijkswaterstaat maakten traditio neel gebruik van Grafische Terrein Modellen (lucht foto's, kaarten en profieltekeningen), maar met de toe name van de complexiteit van de infrastructurele werken ontstond behoefte aan „betere" terreininformatie. Aan deze behoefte leek te kunnen worden voldaan door mid del van het DTM, waarvoor echter een voldoende grote computerconfiguratie voorhanden moest zijn. Toen dit in het midden van de zeventiger jaren het geval was, werd gezocht naar een programmapakket dat het moge lijk zou maken met een DTM te rekenen. Na een uitge breid onderzoek werd op 26 augustus 1977 besloten het Engelse programmapakket Modelling SystemS (MOSS) aan te kopen. Het MOSS computerprogramma is door drie Engelse graafschappen (provincies) ontwikkeld. In eerste instan tie diende het voor eigen gebruik, maar het is later ook verkocht aan derden. Zo is het niet alleen bij veel over heidsinstanties in Groot-Brittanië in gebruik, maar ook bij ingenieursbureaus over de gehele wereld, bijvoor beeld in Australië, Hongkong, Saoedi-Arabië, enz. MOSS is opgezet als een DTM gebaseerd op „strings" en punten, met daartussen een lineair verloop. Onder „strings" wordt verstaan een verzameling terreinpun- ten, die een relatie met elkaar hebben en die zijn verbon den tot een soort „ketting" (punten op kant verharding, punten op bovenkant of onderkant talud, enz.). De gebruiker bouwt zijn model meestal zo op, dat het terrein tussen de strings „glad" of „vlak" is. Het be hoeft niet horizontaal te zijn, maar er zitten geen hobbels meer tussen de strings. Naast het strings- en puntenmodel, waarmee het MOSS programma kan rekenen, kunnen door de computer tus sen de strings en de punten driehoekjes worden gecon strueerd, die geacht worden zo goed mogelijk bij de werkelijke terreinoppervlakte aan te sluiten. Deze drie- NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 4