(W )2 of keiic s a, s k;a,s G v ff h(x) dx A v R(x,d) E v(x).v(x+d) h(x)-t(x) t x) Eh (x) 160 a var (G w w I (w ,)2 T2 kei sv,i asvl k 2 2 a a ken a k kellb k;a 2 2 (W a kelldl s,v asv k;a,s,v kelld2 s^v ^Wa,s,v^ ak;a,s,v (2) De klasse lid is uitgesplitst in de klassen I Id 1 en Ild2, waarvoor de covariantiestructuur is beschreven in voor beeld 1, respectievelijk voorbeeld 2. In formule (2) is tevens met de indices aangegeven of de sd's afhankelijk zijn van jaar, schip of vaart. Dit betekent in sommige ge vallen een vereenvoudiging. In het volgende voorbeeld wordt een uitzondering behandeld. Voorbeeld 5 Op een schip wordt halverwege het jaar het lodings apparaat vervangen. Het betreffende effect met een systematische fout is vóór de vervanging ongecorre leerd met hetzelfde effect na de vervanging. Een der gelijke gebeurtenis impliceert een aanpassing van de sd <rk as. Als f de fractie punten is vóór de vervan ging, en crk.as(ll en crk.as(2) de sd's vóór respectievelijk na de vervanging, dan wordt voor c7k.as gesubsti tueerd: ,2 f2.c2 k;a,s k;a,s(l) (1-f)2-ak;a(s(2) Voor elk effect dient voor een toepassing van het model te worden onderzocht op welke manier het in het model past. Eventueel dient een modificatie, vergelijk voor beeld 5, te worden aangebracht. Simulatie Met behulp van formule (2) kunnen simulaties worden uitgevoerd van de variantie van Gw. Hiervoor kunnen de weegfactoren worden vereenvoudigd tot gelijke facto ren: 1/N. De sd's kunnen zo worden gekozen dat ze al leen afhankelijk van het effect zijn. Onder dergelijke aannamen kan voor een reeds uitge voerd meetprogramma op goedkope wijze een indicatie van <7W worden gevonden. Ook kan voor een nog uit te voeren meetprogramma worden berekend of de nauw keurigheid binnen gestelde toleranties valt. Voor beide situaties kan naar voren komen welke effecten een (te) grote bijdrage aan de totale crw leveren, en eventueel een bottle-neck vormen. Ten behoeve van simulaties voor toekomstige meetpro gramma's worden de volgende aannames gemaakt: - het aantal schepen bedraagt S; - het totale aantal vaarten bedraagt V; elk schip maakt evenveel vaarten; - het totale aantal punten bedraagt Ntijdens elke vaart worden evenveel punten gelood; - de middeling is ongewogen; - voor elk effect hangt de sd niet af van punt, vaart of schip; - de covariantiestructuur van de systematische fouten is zoals in voorbeeld 3 of 4. De variantie o2, zie (2), kan nu verder worden herleid: °w sv,i ^wa,s,v,i^ kei Tk o2 a2 kella k kellb k 2 2 (W o, s as kfuc k (W )2 o2 4 o2} s,v asv 1 kelldl k keïld2 2 k ofwel 2 1 v 2 O T w N kei k v 2 v 2 o L, o ken a k kellb k - o2 S k He k kelldl z h O2} keüd2 2 k s (3) Bovenstaande uitdrukking (3) voor de variantie van de gemiddelde hoogte is vrij eenvoudig. Afgezien van de sd's rk en crk komen alleen nog de aantallen N,V,S voor. Het aantal S ligt vast; de waarden N en V kunnen gevarieerd worden binnen de grenzen van beschikbare mankracht. Voor de sd's dienen representatieve waar den te worden gesubstitueerd. Bodemstructuur Het gebied waarvan de gemiddelde hoogte is gewenst, is op zekere wijze afgebakend. De coördinaten van de veelhoek die met het gebied overeenkomt, zijn bekend in een xy-stelsel. Geef met V de verzameling punten x (x,y) aan, die in het gebied liggen, en laat A de opper vlakte van het gebied zijn. De gemiddelde hoogte G van het gebied kan mathematisch als een oppervlakte-inte graal worden geformuleerd: waarin h (x) de werkelijke hoogte in punt x is. De grootheid G wordt geschat uit slechts een eindig aan tal punten hj hl^). De hoogte in een volstrekt wille keurig punt x zal nooit worden gemeten. In de buurt van zo'n punt ligt altijd een punt x, (of meerdere punten), waarvan wel de hoogte bekend is. Omdat de bodem structuur een bepaald patroon vertoont, is toch op grond van hl^) informatie bekend over h(x). Tussen elk stel punten, zoals x en xj( bestaat covariantie wat be treft de hoogte. De omvang van deze covariantie wordt vastgelegd in een autocovariantiefunctie R. De autoco- variantie tussen punten x en x d wordt aangegeven met R(x,d). Voor een statistische beschouwing wordt het gebied V beschouwd als een tweedimensionaal stochastisch pro ces, en elke hoogte h(x) als een stochastische grootheid met normale verdeling. Over het hele gebied zal een ver loop aanwezig zijn. Dit verloop wordt aangegeven met een trendfunctie t(x), zodat t(x) de verwachtingswaarde is van h(x). Het verschil v(x) h(x) - t(x) is de wezen lijke variatie in het bodempatroon. De autocovariantie functie is dus gedefinieerd als volgt: met v(x) NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 6