I. 1 bd. 2 bd 3 bd. 4 bd. 5 kavelaanspraak: verhouding vast/speelruimte voorbeeld 4 voorbeeld 5 speelruimte De voorbeelden betreffen mogelijke inrichtingsalternatieven voor een bedrijf met een kavelaanspraak van f 120 000, Voorbeeld 1 Aan de volledige kavelaanspraak is slechts één plaatsing toegekend. Een vaak voorkomende situatie, bijvoorbeeld indien alle grond bij de bedrijfsgebouwen is gewenst. Voorbeeld 2 Plaatsing van een kavelaanspraakdeel in blokdeel 2 met een minimale waarde van f 80 000,— en in samenhang hiermee een plaatsing in blokdeel 4 van een kavel aanspraakdeel met een minimale waarde van f 30 000, Deze minimale waar den (ondergrenzen) dienen te worden beschouwd als voorwaarden ten aanzien van de realisering van dit alternatief. Deze voorwaarden hebben dus betrekking op het gedeelte van de kavelaanspraak dat vastligt binnen een alternatief (niet te verwarren met plaatsingen van vaste kavelaanspraakdelen). De som van deze ondergrenzen is kleiner dan de kavelaanspraak, de resterende f 10 000,— wordt speelruimte genoemd. De verhouding vast/speelruimte is voor ieder inrichtings alternatief aangegeven rechts naast de weergave van plaatsingen van kavelaan spraakdelen. Voorbeeld 3 Een drietal plaatsingen van kavelaanspraakdelen: minimaal f 60 000,— in blokdeel 2 minimaal f 20 000,— in blokdeel 4 minimaal f 20 000,— in blokdeel 5 De speelruimte heeft in dit geval dus betrekking op een bedrag van f 20 000, zijnde één zesde deel van de kavelaanspraak. Voorbeeld 4 Wederom een drietal plaatsingen, doch in dit geval kan de speelruimte ten be drage van f 50 000,— slechts over een tweetal daarvan worden verdeeld: exact f 10 000,— in blokdeel 1 minimaal f 40 000,— in blokdeel 2 minimaal f 20 000,— in blokdeel 4 Voorbeeld 5 In dit voorbeeld worden voorwaarden gesteld aangaande zowel maximale als minimale waarden van een viertal kavelaanspraakdelen: exact f 10 000,— in blokdeel 1 minimaal f 40 000, maximaal f 90 000,— in blokdeel 2 minimaal f 10 000, maximaal f 40 000,— in blokdeel 4 minimaal f 10 000, maximaal f 20 000, in blokdeel 5 Voorbeeld 6 Slechts ten aanzien van de plaatsing in blokdeel 2 ligt een minimale waarde vast van f 20 000, de speelruimte ter waarde van f 100 000,— kan geheel of ge deeltelijk terechtkomen in blokdelen 2, 4 en 5. Fig. 1. Voorbeelden van bedrijfsinrichtingsalternatieven. Aan ieder inrichtingsalternatief dient een waardering (gewicht) te worden toegekend, waarin het belang van de realisering wordt uitgedrukt ten opzichte van: - andere inrichtingsalternatieven van hetzelfde bedrijf (interne afweging); - inrichtingsalternatieven van andere bedrijven (exter ne afweging). De waarderingen worden dus niet toegekend aan plaat singen van kavelaanspraakdelen, zoals in het ATOR systeem, maar aan groepen van plaatsingen. De wijze waarop gewichten worden toegekend, wordt besproken onder b. Op basis van de gestructureerde inrichtingsalternatieven en de daaraan gekoppelde gewichten, dient nu een evenwicht te worden berekend tussen vraag naar en aanbod van grond. Dit evenwicht dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: - per bedrijf is één inrichtingsalternatief gerealiseerd; - de waarden van de daarin opgenomen kavelaan spraakdelen liggen binnen een toegelaten begren zing; - per blokdeel komt de som van de waarden van de daarin gerealiseerde kavelaanspraakdelen binnen een toegelaten marge overeen met de waarde van dat blokdeel. Dit is de zogenaamde evenwichtsvoorwaar- de. Deze kan bijvoorbeeld inhouden, dat de sluitter- men maximaal 5% van de blokdeelwaarde mogen be dragen; - de som van de gewichten die is toegekend aan de ge realiseerde inrichtingsalternatieven, is optimaal. NGT GEODESIA 85 De berekening houdt in dat, binnen de totale verzame ling van mogelijke evenwichtssituaties die voldoen aan de evenwichtsvoorwaarde, die combinatie van bedrijfs inrichtingsalternatieven wordt geselecteerd, waarvan de som van de bijbehorende gewichten optimaal is. Deze opzet is geheel te beschrijven in de vorm van wiskundige vergelijkingen, die een oplossingsruimte afbakenen, waarbinnen variabelen met behulp van wiskundige opti maliseringstechnieken kunnen worden bepaald. De va riabelen betreffen kavelaanspraakdelen en binaire (ja/ nee) variabelen met behulp waarvan een keuze tussen alternatieven kan worden bewerkstelligd. De optimalise ring wordt uitgevoerd met een waardefunctie, die is samengesteld op basis van de toegekende gewichten. Om een goed inzicht te verkrijgen in de structuur van een toedelingsprobleem, dient te worden vermeld dat, als gevolg van het aangeven van relaties tussen vraag naar en aanbod van grond, de toedelingsruimte in be langrijke mate eenduidig wordt ingevuld. Hat betreft hier: - lokalisering van vaste kavelaanspraken(-delen) m.b.t. vastgestelde planonderdelen, niet uitruilbare gronden vanwege bestemming, huiskavels van particulieren, enz. Deze gronden zijn vaak in een vroeg stadium van de ruilverkavelingsprocedure te onderscheiden; - het voorkomen van minimale waarden ten aanzien van huiskavels binnen alle inrichtingsalternatieven van de bedrijven, welke zijn gevestigd binnen de toe delingsruimte. Vergelijk fig. 2, waarin een en ander staat weergegeven 163

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 9