aspect van de aanleg. In het stelsel van de Rijks-
driehoeksmeting bedraagt het geodetisch azimuth van
de noordelijk gerichte tak van de hoofdas nominaal
359°,10. Bedenken we dat de meridiaanconvergentie
voor Het Loo 0°,44 bedraagt, dan zou het astronomisch
azimuth 359,°54 zijn. De richting van de geconstrueerde
hoofdas valt dus slechts 0°,46 westelijk van de astrono
mische noordrichting. Dit opvallend kleine verschil leid
de een van de schrijvers [Ashouwer et al., 1982] tot de
veronderstelling, dat de tuin destijds met opzet astrono
misch zou zijn georiënteerd. Daarom is het astronomisch
azimuth van de oorspronkelijke hoofdas in 1984 nog
door directe meting op de poolster bepaald, en wel op
359°,5370. Als in 1685 een oriëntering van de hoofdas
op het astronomisch noorden is nagestreefd, dan zal
deze waarschijnlijk met een magnetisch kompas zijn uit
gevoerd. Wanneer rekening wordt gehouden met de
sterke westwaartse toename van de magnetische decli
natie in die tijd (bijna 0°,2/jaar), zou het aanhouden van
een twee a drie jaar oude declinatiewaarde (nog afgezien
van het eventueel niet voldoende rekening houden met
de dagelijkse variatie van de declinatie) de geconstateer
de afwijking van 0°,4 a 0°,5 reeds kunnen verklaren.
De aanwezigheid van de beide globes zou overigens een
goede reden geweest kunnen zijn om de hoofdas van de
tuin te oriënteren op het astronomisch noorden. Als
wordt aangenomen dat bij de oriëntering van de oor
spronkelijke globes nagenoeg dezelfde overwegingen
hebben gegolden als thans ten aanzien van de recon
structie, dan zou een andere oriëntering van de tuin in
strijd zijn geweest met het symmetrie-beginsel dat toe
passing vond in de geometrische tuinaanleg. Het is in dit
verband interessant dat, zoals al opgemerkt, wat betreft
het voorkomen van aard- en/of hemelglobes, de tuin
van Het Loo onder de geometrische tuinen, zo hij al niet
uniek was, dan toch een hoge uitzondering lijkt te zijn
geweest.
Hoewel deze laatste redenering een speculatief karakter
heeft, is aangenomen dat de richting van de hoofdas van
de tuin, binnen de tolerantie van de toenmalige meet-
nauwkeurigheid, inderdaad samenviel met de als juist
veronderstelde richting naar het astronomische noor
den. Daarom is met b. als uitgangspunt voor de richting
van de geprojecteerde poolas van de aardglobe de rich
ting van de tuinas aangehouden. Hiermee is ten opzichte
van het ware astronomisch noorden bewust een weste
lijke afwijking van bijna 0°,5 ingevoerd.
Oriëntering van de hemelglobe
Van de 3'/2-voets hemelglobe van Coronelli werden al
leen de „vaste" sterren van de eerste, tweede en derde
grootteklasse overgenomen. Zo zijn in totaal ongeveer
240 sterren in koper uitgevoerd. Bovendien zijn de twaalf
figuren van de dierenriem behorende bij de gelijknamige
sterrenbeelden (Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw,
Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Steen
bok, Waterman, Vissen) overgenomen. Hiermee is ge
tracht de door Walter Harris beschreven oorspronkelijke
globe te benaderen.
We hebben te doen met een gebruikelijke convexe
hemelglobe, waarop de sterrenhemel is voorgesteld, zo
als dievan buitenaf" eruit zou zien. Zouden we de ster
ren op de globe doorprikken, dan zou een waarnemer,
oneindig klein in het middelpunt van de globe gedacht,
een beeld van de sterrenhemel krijgen, zoals wij dit op
aarde kennen. Deze opmerking is van belang in verband
met de te kiezen oriëntering van de globe.
fcjL»sÉ3
«pc
De opgestelde hemelglobe wordt voorzien van sterren in maten, die
de eerste, tweede en derde grootteklassen aangeven. De zon ten
tijde van de geboorte van Mary II Stuart staat in het sterrenbeeld
Ram en is op opvallende wijze aangegeven.
Omdat de individuele sterren eigen bewegingen verto
nen, tot ongeveer 10 boogseconden per jaar, wijkt de
sterrenhemel, afgebeeld zoals die er omstreeks 1700 uit
zag, enigszins af van de tegenwoordige situatie. Door
gaans zullen de afwijkingen op de globe echter niet meer
dan 1 mm bedragen en zijn dus verwaarloosbaar.
De hemelglobe is verdeeld door grote cirkels van ge
lijke rechte klimming. Deze hemelmeridianen snijden el
kaar in de noordelijke en zuidelijke hemelpolen en verde
len de hemelequator in gelijke bogen van 15°, een waar
de die, evenals bij de aardglobe, overeenkomt met één
uur tijdsverschil. Cirkels van gelijke declinatie (declinatie
cirkels) verdelen de globe in noord-zuid richting in gelijke
intervallen van 15°. Als bijzondere declinatiecirkels zijn
aangegeven de beide poolcirkels (declinatiewaarden
66°,5, respectievelijk -66°,5 nominaal) en de beide
keerkringen (declinatiewaarden +23°,5, respectievelijk
23°,5 nominaal). Met meer recht dan op de aardglobe
is op de hemelglobe ook de ecliptica aangegeven, die
met de hemelequator een hoek van ongeveer 23°,5
maakt. De ecliptica valt langs de dierenriem, die is ge
markeerd door de twaalf beelden.
De poolas van de hemelglobe geeft de stand aan die de
gemiddelde wentelingsas van de aarde in het jaar 1700
ten opzichte van de sterrenhemel innam. Opgemerkt
dient te worden dat deze stand afwijkt van de tegen
woordige. Deze afwijking wordt veroorzaakt door de
precessie, een dynamisch verschijnsel dat de richting
van de wentelingsas van de aarde in ongeveer 26 000
NGT GEODESIA 85
209