type kartografie gebruikelijk is, graveert de Meetkundige Dienst als slot van het produktieproces een definitief kaartblad op een precisie-flatbedplotter [4], Blijvende aandacht voor grafische COM (Computer Out put on Microfilm) lijkt toch juist. Bij het voldoen aan alle geometrische en kartografische eisen is immers ook voor de definitieve kaart, inzet van een snelle microlaser- plotter denkbaar in plaats van de toch trage flatbed- plotter. Bij het benutten van digitale topografische data bases kan verder de vraag rijzen hoe de archivering plaatsvindt van verouderde bestanden (bladversies). In die statische fase is microfilm honderd jaar houdbaar een alternatief voor een magnetische informatie drager. Magnetische media gaan immers snel in kwaliteit achteruit. Bovendien is opslag op microfilm tienmaal zo goedkoop als op een magnetische informatiedrager. 2. Ervaringen met A6-microlaserplots Genoemde HRD1 produceert als microlaserplotter een diazofiche van het DIN NEN) formaat A6. Het bete- kenbaar oppervlak daarbij is 139 x 99 mm. Vanuit een cassette met 20 fiches worden automatisch opvolgende exemplaren uit een reeks opdrachten in een schrijfsta- tion in- en uitgevoerd. De beschreven fiches verdragen enig daglicht en het negatieve beeld wordt simpelweg in een tafelontwikkelapparaat zichtbaar gemaakt door mid del van warme ammonia. Het contrast van het beeld in witte lijnen op een donkerpaarse achtergrond en de hoge resolutie zorgen voor voldoende kwaliteit als proefblad voor grootschalig technisch werk. De originele lijnen zijn dunner dan 20 /im. De bruikbaarheid voor dat doel is ook nog voldoende als men op de fiche slechts een raampje van 36 x 24 mm betekent ter wille van het positief en ver groot afdrukken in standaard microficheprinters (nor maal op de markt voor het terugvergroten uit gefotogra feerde tekeningarchieven). Een vergroting van een diazofiche is in 1977 in dit blad gepubliceerd [3]. Zoals reeds is vermeld, was de microplotfunctie maar één van de aspecten bij de aanschaf van de HRD1 als interactief grafisch systeem. Niettemin is het zinvol om na te gaan, waarom deze COM-fiches in deze produktieomgeving nimmer een eindresultaat werden. In plaats van tijdelijk diazomateriaal zou dan gefixeerde fotografische film nodig zijn geweest. Dupliceren van diazo- op zilverfilm is mogelijk, maar dat is een extra reproduktieslag. Op de door de HRD1 als microlaserplot ter vervaardigde fiches is een nauwkeurigheid bereikt van 0,02 mm. Dit is te verbeteren wanneer de „high accuracy software module" op de stuurcomputer wordt gebruikt. Door middel van een derdegraads transforma tie voor systematische fouten in een iteratief algorithme zou 0,015 mm te bereiken zijn, hetgeen een goed resul taat is, maar door de beperkte afmeting van de fiche in definitieve vorm toch onvoldoende. Tienmaal vergroot 15 a 20 cm op 1 1 000 is dit op de grens voor de grootschalige technische topografie zelf, maar psycholo gisch óver de grens om af te leveren aan gebruikers. Denk aan de onregelmatigheden in het ruitennet, de evenwijdige lijnen en het kader.Bij het vergroten met een factor tien (AO op het volle A6-formaat) vermindert de geometrische kwaliteit. De reprografische „truc" om terug te vergroten met de opnamelens ter correctie van optische afwijkingen gaat niet op bij COM, omdat de verkleining niet optisch plaatsvond. Als de vervorming van de later te benutten vergrotingslens bekend is, zou wel digitaal kunnen worden gecorrigeerd voordat met het micropiotten wordt begonnen. Voor vergroting van- NGT GEODESIA 85 af 35 mm-formaat zijn lees- en afdrukapparaten ruim be schikbaar op de markt (factor 30 voor A0). Voor A6- fiches dient men reproductiecamera's te benutten, om dat deze fiches in het algemeen niet worden gebruikt om met grotere beeldformaten te werken, maar om er in rijen een aantal originelen op af te beelden (de Meet kundige Dienst bijvoorbeeld benut COM-fiches op A6- formaat voor grondslag- en peilmerklijsten; dan staan 207 printerpagina's op één fiche). Al met al zijn deze COM-fiches in deze praktijkomgeving geen eindresultaat voor grootschalige technische kaar ten geworden, o.a. omdat - het diazo- in plaats van zilverfilm is; - het microficheformaat A6 dan wel de nauwkeurig heid te klein is; - er geen standaardprinter voor vol A6-formaat op de markt is. 3. (Fotografische) microfilm en kartografie Vanuit kartografisch oogpunt waren lange tijd de micro- eisen voor lijndikten en lettertypes onaanvaardbaar. In de 35 mm-techniek diende men volgens normen uit 1972 standaardschrift aan te houden, alsmede voor A0-origi- nelen 0,35 mm als minimale lijndikte en 5 mm als mini male letterhoogte [5]. Mede daardoor wordt waarschijn lijk in de kartografie weinig gebruik gemaakt van micro verfilming „om de archiefproblemen klein te krijgen". Volgens fabrieksspecificaties van camera's werden de normen, die aan tekenwerk werden gesteld, onnodig hoog wat de minimale afmetingen van genoemde details betrof. Ook lenzen in dergelijke camera's hebben resolu ties van 200 lijnen per mm [6]. In de tweede druk van NEN 3526 in 1982 werden de richtlijnen voor het maken van tekeningen niet meer opgenomen. Er werd toege zegd, dat de normcommissie 30007 „Technisch teke nen" een Nederlandse norm of praktijkrichtlijn (NPR) zou opstellen. Daarnaast zal een NPR verschijnen met de eisen voor het verfilmen en enige richtlijnen voor het tekenen van technische tekeningen (NPR 1099). De richtlijnen voor het verfilmen van tekeningen zijn dan weer aangepast aan de nieuwere techniek. Al deze nor men zijn weliswaar niet voor COM opgesteld, maar voor microfotografie. De eisen voor het kunnen vergroten zijn echter gelijk bij gelijke formaten. In een deel van de thematische kartografie lag inzet van microfilmplotters (met kathode- dan wel laserstralen) voor de hand [7]. Voor metrisch werk blijft in elk geval het 35 mm-formaat problematisch, zeker voor in origi nele c.q. definitieve vorm gebruikelijke bladformaten als A0 [8]. De grafische COM-techniek werd slechts benut voor proefbladen en dergelijke. Het Kadaster overweegt in het kader van het Landmeetkundig en Kartografisch Informatiesysteem een test voor het op microfiche ver vaardigen van hulpkaarten voor de verwerking van „9A- posten" [9] 4. Laserplotter op A4-formaat Aangezien voor metrisch werk de bestaande 16, 35 en ook de oudere 105 mm-technieken problematisch ble ven, is een soort „jumbo-fiche" ontwikkeld. Laserscan is hiervan waarschijnlijk de enige fabrikant. Dit bedrijf brengt onder de naam Laserpiot een COM-plotter, die negatieffilms benut tot 40 x 30 cm, en die betekenbaar zijn tot 30 x 23 cm, het zogenaamde A4plus-formaat. Deze filmplots kunnen ook voor grootschalige metrische kartografie worden vergroot tot A0. Vergeleken met de 1 1 A0-fotoplotters is de tijdwinst daarbij een factor 10 a 30. De programmatuur is compatible met IFF (Internal 247

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 13