van informatiesystemen binnen de overheidsorganisatie. Die af
stemming, waarnaar wij met kracht streven, is noodzakelijk, want
de overheidsorganisatie heeft hier vanuit het streven naar een gro
tere doelmatigheid en doeltreffendheid groot belang bij. Het voor
komt namelijk, dat overheidsorganen gegevens opnieuw gaan ver
zamelen vanwege het feit, dat van elders te betrekken gegevens
voor hun specifieke doel juist niet geschikt zijn.
Een voorbeeld kan dit punt verduidelijken. Voor verschillende doel
einden worden door diverse organisatieonderdelen van de overheid
gegevens over de adressen van woningen verzameld en machine
leesbaar gemaakt. Er is echter maar één bron van deze adresge
gevens, en dat is de lokale overheid. Deze overheid, waartoe we
ons op dit symposium beperken, kan nu nog niet de gegevens in
de meest doelmatige vorm leveren voor de diverse doeleinden. Dat
moet in de toekomst wel mogelijk zijn. Dit zou niet alleen leiden tot
een verhoging van de doelmatigheid, doch tegelijk zou de informa
tievoorziening transparanter worden, omdat ongecontroleerd ver
zamelen minder zal plaatsvinden.
Het streven naar een grotere doeltreffendheid van de informatie
voorziening zal in de praktijk gaan betekenen, dat voor de besluit
vorming binnen de verschillende overheidsorganen de juiste gege
vens aanwezig zijn. Wij willen in dit kader naar een situatie, waarin
een beperkt aantal gegevens op een consistente wijze wordt ver
zameld en bijgehouden. Dit worden basisregistraties genoemd.
Wanneer deze basisregistraties eenmaal zijn geïmplementeerd, dan
kunnen gegevens voor beheer en beleid op diverse overheidsni
veaus op een consistente wijze beschikbaar komen.
Hoe aantrekkelijk, nuttig en voor de hand liggend dit moge zijn,
toch moet men zich afvragen of een streven naar een grotere af
stemming van informatiesystemen ook realiseerbaar is. Hierbij
speelt het gegeven mee, dat de gebruikers en de verzamelaars van
vastgoedgegevens vooral overheidsorganen zijn, hetgeen, wan
neer we tot coördinatie willen komen, zijn voordelen heeft.
Een eerste voordeel hangt samen met het feit, dat de overheid een
grote organisatie is. Dit heeft voor informatiesystemen de conse
quentie, dat op meerdere plaatsen dezelfde of vergelijkbare toe
passingen kunnen worden aangetroffen. Het betekent kansen voor
een gezamenlijk onderzoek naar mogelijkheden tot automatisering
of het ontwikkelen en onderhouden van toepassingen. Een tweede
voordeel is, dat typisch commerciële belangen binnen de overheid
nauwelijks een rol spelen. Opgedane ervaringen behoeven niet voor
een ander verborgen te worden gehouden. Het maatschappelijke
belang eist zelfs een tamelijk open ervaringsuitwisseling, opdat
overeenkomstige leerprocessen niet onnodig onafhankelijk van el
kaar worden herhaald. Tenslotte biedt de overheidsorganisatie de
mogelijkheid gemeenschappelijk genomen besluiten dwingend op
te leggen.
Resumerend: de grootte van de organisatie, de relatief open erva
ringsuitwisseling tussen vergelijkbare onderdelen en de mogelijk
heid in alle openheid tot afspraken te komen, maken dat een stre
ven om informatiesystemen op elkaar af te stemmen, in beperkte
tijd tot resultaten kan leiden.
Hiermee kom ik aan het derde onderwerp, namelijk de wijze, waar
op wij in Nederland een grotere afstemming van informatiesyste
men willen bereiken en de maatschappelijke context, waarbinnen
dit coördinatiestreven vorm moet krijgen.
Het zal u duidelijk zijn, dat er in theorie meerdere mogelijkheden zijn
om informatiesystemen op elkaar af te stemmen. Een eerste moge
lijkheid is bij diverse onderdelen dezelfde informatiesystemen toe te
passen. Een voorbeeld hiervan is de situatie, dat lokale overheden
op grote schaal afspreken om, wanneer zij tot kaartvervaardiging
overgaan, eenzelfde kartografisch systeem toe te passen. Een
volgende mogelijkheid is, dat binnen een organisatie meerdere
onderdelen dezelfde faciliteiten gebruiken. In Nederland treft men
dit aan in bijvoorbeeld de stad Rotterdam, waar diverse onderdelen
van de gemeente de faciliteiten van het administratieve vastgoed
systeem VASTIN gebruiken. Een derde mogelijkheid is het gebruik
maken van dezelfde gegevensbronnen. Reeds van oudsher worden
bijvoorbeeld kadastrale gegevens door vele overheden gebruikt. En
een laatste mogelijkheid is, dat verdere afspraken worden gemaakt
over de taakverdeling op het terrein van de informatievoorziening.
In Nederland zijn aanzetten gegeven om tot de gewenste grotere
afstemming van informatiesystemen te komen. Deze hebben op
beperkte schaal geleid tot een zekere mate van succes. Deze van
zelf groeiende afstemming is echter niet voldoende en gaat niet
snel genoeg.
Verdere verbeteringen zijn mogelijk, want wij leven nu in een maat
schappij, waar technisch steeds minder beperkingen worden
gesteld aan de mogelijkheden om informatie te verzamelen en te
verstrekken. Waar vroeger vele formulieren in het ene deel van de
organisatie werden verzameld en ingepakt, vervolgens naar een
ander organisatieonderdeel werden verstuurd en daar weer werden
uitgepakt en gesorteerd, staat de techniek nu toe dit soort gege
vensoverdrachten veel efficiënter en effectiever te doen plaats
vinden.
Het optimale gebruik van moderne methoden van informatiever
strekking eist echter wel verdergaand overleg tussen de verzame
laars en de gebruikers van gegevens. Het vereist verdergaande af
spraken dan vroeger over de wijze waarop de mogelijkheden van de
techniek moeten worden toegepast. Worden deze afspraken nu
niet gemaakt, dan zal de overheidsorganisatie voor een heilloos fait
accompli worden gezet. Een ieder zal zijn eigen systemen zo opti
maal mogelijk invoeren. Landelijk bezien zal de situatie echter alles
behalve optimaal zijn. Alleen als op korte termijn regelingen worden
getroffen, is zo'n situatie tot op zekere hoogte te voorkomen. Dan
wordt op landelijke schaal een zekere uniformering van de verzame
ling van gegevens bereikt; dan worden dezelfde informatiesyste
men op grotere schaal gekocht en ingevoerd; dan wordt afge
sproken regelgeving ook daadwerkelijk uitgevoerd.
In Nederland kan tot deze afspraken over de inrichting van de infor
matievoorziening worden gekomen door middel van samenwer
king. De regering heeft daartoe de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een coördinerende taak ge
geven. In de praktijk wordt deze uitgevoerd door de Staatssecreta
ris. Hij wordt bij deze taak geadviseerd door een Raad, waarin de
verzamelaars en de gebruikers van de betreffende gegevens over
vaste objecten zitting hebben. De maatregelen, waartoe deze Raad
voor Vastgoedinformatie adviseert, zullen naar verwachting binnen
de overheidsorganisatie op een breed draagvlak kunnen rekenen.
Hiermee kom ik aan het laatste onderwerp, te weten de prille erva
ringen die ik tot nu toe heb met het werk van deze Raad voor Vast
goedinformatie, die op 14 juni 1984 is ingesteld door Staatssecreta
ris Brokx. De Raad kon een vliegende start met haar werk maken,
doordat van diverse zijden haar instelling werd bepleit en ook con
creet werd aangegeven, wat de taak van een dergelijk orgaan zou
moeten zijn. Bij mijn weten is het het eerste door de regering in
gestelde adviesorgaan, dat direct bij haar installatie naast een taak
opdracht een concreet uitgewerkt werkplan kreeg uitgereikt.
Na de installatie werden door de Raad op basis van dit werkplan
vier speerpuntactiviteiten gedefinieerd en voor elk van deze activi
teiten werd door haar een commissie ingesteld, die de advisering
van de Raad voorbereidt. Deze speerpuntactiviteiten zijn:
a. De vraag, of er in Nederland een basisregistratie voor vastgoed
informatie moet komen, en wat deze dan moet inhouden. Deze
basisregistratie en de mogelijkheden, die zij met zich brengt,
werden hiervoor behandeld.
b. De wijze, waarop in Nederland koppelingen tussen de diverse
registraties moeten worden gelegd en de vraag op welke ge
bieden op welke markten zou men kunnen zeggen deze
systemen kunnen worden toegepast. Een verdere ontwikkeling
van de vraag op dit terrein kan leiden tot een advies over de
mogelijkheden tot gebruik buiten de overheid van overheids
bestanden.
c. Het aangeven van de methode, waarmee tot een grotere een
heid in het binnen de overheid gehanteerde waardebegrip voor
onroerend goed kan worden gekomen. In Nederland wordt
namelijk door de overheid in diverse regelingen een verschillend
waardebegrip gehanteerd. Hierdoor worden onduidelijkheden
bij de burger gecreëerd en kan er sprake zijn van een ondoel
matig functioneren van de overheid zelf.
d. Het streven naar een grotere mate van afstemming op het ter
rein van de grootschalige kaartproduktie.
Naast deze speerpuntactiviteiten wordt door de Raad onderzoek
uitgevoerd naar de wijze, waarop de kostenverrekening van de in
formatievoorziening is geregeld. Hiervan is op termijn een harmoni
serende invloed op de prijsstelling van informatieprodukten te ver
wachten.
Ik ben ervan overtuigd, dat de wil tot samenwerking in de Raad
aanwezig is, die nodig is voor het bereiken van een grotere af
stemming. Ik verwacht, dat de activiteiten van de commissies van
deze Raad, gezien de inzet waarmee zij werken, ertoe zullen leiden,
dat ruim een jaar na de installatie van de Raad de eerste adviezen
aan de Staatssecretaris worden gegeven.
Meneer de Staatssecretaris, dames en heren, ik heb u vier onder
werpen voorgelegd, te weten de mogelijkheden om in Nederland
vastgoedinformatiesystemen beter op elkaar af te stemmen, het
belang hiervan, de wijze waarop we dit doel proberen te bereiken
en last but not least, de ervaringen welke wij op dit terrein hebben.
Ik heb u, deskundigen op het terrein van de informatievoorziening
over vaste objecten, een beeld willen schetsen van de situatie in
Nederland en de filosofie achter onze aanpak van deze problema
tiek. Ik vertrouw er echter op, dat deze resultaten niet lang op zich
zullen laten wachten.
NGT GEODESIA 85
251