rr
IV X'QE
If
X
T
itf
Y
iv.
-tf
\(Z3
x
a aansl. v.w.
'99*
if
'bbq X
,t,*UTi(r>.V
j/ay T*
zle aansl. v.w. f 10
zle aansl. v.w. ,0/
=,k^
lie aansl. v.w. /o^
BESCHRIJVENDE OPGAVEN Tijd: 154 uur
1Geef aan hoe de vernieuwing van de kadastrale kaart in het ver
leden plaatsvond en hoe dat thans kan gebeuren.
Beschrijf de verschillende werkmethoden en geef de voor- en
nadelen daarvan aan.
NGT GEODESIA 85
2. Beschrijf het gebruik van het SD '76 in de ruilverkaveling.
Wat zijn de voordelen daarvan?
Kan het systeem ook voor andere doeleinden in een ruilverkave
ling worden gebruikt?
3. Hoe komt volgens u de inspraak van de medewerkers bij de be
noeming van leidinggevenden het best tot zijn recht?
4. Geef een beschouwing over de tenaamstelling in de kadastrale
legger, waarbij onder meer aspecten als ontstaan, oorzaken van
wijziging en gebruik door derden aan de orde komen.
LANDMEETKUNDE Tijd: 3 uur
1. Wat is parallax en hoe wordt dit probleem bij een richtkijker
ondervangen?
2. Om aan hun bestemming te kunnen voldoen, moeten land
meetkundige instrumenten aan drie soorten eisen beantwoor
den.
a. Welke zijn deze?
b. Geldt dit voor alle instrumenten?
3. Welke instrumentfouten worden geëlimineerd door het door
slaan van de kijker van een theodoliet?
4. Beschrijf de wijze waarop de eerste as van een theodoliet verti
caal wordt gesteld.
5. Hoe wordt de gevoeligheid van een buisniveau uitgedrukt?
6. Wat verstaat u onder de volgende begrippen:
- ondulatie
- refractie
- tachymetrie
- coïncidentie
- ontschranken
- standaardafwijking
7.
55. IC
B
co
P is even ver van de lijnstukken AB, BC en AC verwijderd.
Q is even ver van de lijnstukken AC, AD en DC verwijderd.
Gevraagd:
Bereken met behulp van de gegevens in de figuur de afstand
PQ.
8. Welke voordelen heeft de verschuiving van het coördinaten
stelsel van de RD die in 1973 heeft plaatsgevonden?
9. Waar is de correctie ten gevolge van de stereografische projec
tie nul? Geef dit aan in een schets.
10.
T2
co
.fx
Gegeven:
In de tangentpunten T1 en T2 gaat de cirkelboog over in de
rechtstanden T1 - A en T2- B.
Gevraagd:
Bereken met behulp van de gegevens in de figuur de straal van
de cirkelboog en het meetgetal bij het snijpunt S van de ver
lengden van de twee rechtstanden.
11. De afstand tussen twee torenspitsen, die ongeveer 300 m is,
moet worden bepaald.
Geef in een schets aan welke metingen nodig zijn.
12. Welke meetmethoden kent u voor het oplossen van problemen
die ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van terreinhinder
nissen?
Geef van elke methode een korte omschrijving.
261