steeds weer, dat er een grote behoefte bestaat aan zoge naamde „generalisten", mensen die van alle markten thuis zijn. De landmeter kan zo'n generalist worden, met als extra specialiteit het landmeten. Janssen: De landmeter moet, meer nog dan voorheen, zijn directe omgeving (geos) verkennen en vertalen naar bruikbare gegevens: informatie. Hij wordt dan een ,,geo-informant" en bestrijkt daarmee een breder gebied dan voorheen. Dubbeld: Het opleidingsniveau zal daarop moeten wor den afgestemd. In de laatste jaren was een ontwikkeling te zien, dat men achter de meetinstrumenten steeds meer mensen met een lagere opleiding ging plaatsen. Nü zal het weer noodzakelijk zijn om mensen met een hoge re (en bredere) opleiding het inventarisatiewerk te laten verrichten. Opleiding en training Het woordopleiding" is genoemd. Is het onderwijs op de TH, op de HTS en op de MTS voldoende toege sneden op de maatschappelijke situatie? Boeije: Men kan stellen, dat de huidige opleidingen over het algemeen vrij breed zijn. Daar waar zij niet aansluiten op de praktijk, zou het weieens kunnen zijn, dat die prak tijk te „klassiek" bezig is. Janssen: De praktijk vraagt mensen met kennis over een gemeentebegroting, de gemeentelijke structuur en haar organisatie. Dit geldt ook voor de lagere niveaus. Daar om zou een aanvullende opleiding binnen de eigen ge meente wenselijk zijn. Grote particuliere bedrijven ken nen immers ook zo'n opleiding? Boeije: Administratieve ambtenaren worden ruim schoots in de gelegenheid gesteld om, tijdens het werk, aanvullende cursussen te volgen. Van technisch opge leide functionarissen verwacht men echter, dat zij ogen blikkelijk aan de slag kunnen. Dit geldt trouwens voor alle technieken, niet alleen voor landmeten. Dubbeld: Voor TH en HTS geldt naar mijn mening, dat de technische kennis zeker voldoende is en dat pas af gestudeerden in de praktijk stimulerend werken bij het invoeren van nieuwe technieken. Met MTS-ers heb ik nog geen ervaring. Van TH en HTS mag worden ver wacht, dat bedrijfskunde en bedrijfseconomie op een goed en gedegen niveau in het studiepakket worden op genomen. Ik ben het er geheel mee eens, dat de voor een gemeentelijke landmeter onontbeerlijke kennis van een gemeentebegroting en de organisatie en het functio neren van een gemeente door de gemeenten zelf moet worden bijgebracht. Het is des te meer nodig, als we denken aan de eerder genoemde verbreding van het werkterrein. Voor een MTS-er lijkt mij summiere kennis, zowel van bedrijfseconomie als van het functioneren van een gemeente, voldoende. Boeije: Het gaat om de grote lijnen, en niet om diep gaande studies van de andere vakgebieden. Het is wel duidelijk, dat op de TH bij diverse studies onvoldoende aandacht wordt besteed aan die economisch-bedrijfs- kundige aspecten. Tenslotte wil ik stellen, dat binnen de gemeente, en dus bij iedere organisatie, een goede ver houding generalist/specialist zou moeten bestaan. Automatisering-informatisering In de beginjaren werden binnen een gemeentelijke orga nisatie bedrijfsonderdelen geautomatiseerd", vaak zonder te kijken naar onderlinge koppelbaarheid. Nu ver eist invoering van automatisering, of liever informati sering, een aanpassing van de gehele (gemeentelijke) or ganisatie. Kan of moet landmeten hierin een actieve rol spelen? Janssen: Bij reorganisatie wordt veelal uitgegaan van bestaande relaties, contacten, werkvelden en verant woordelijkheden. De invloed van de automatisering op de maatschappij, de groei naar een informatiemaat schappij, wordt daarbij echter onvoldoende meegeno men. De landmeter als verzamelaar van gegevens welke nodig zijn voor beheer, beleid, belastingheffing, enz. zit duidelijk in de lijn van die ontwikkeling naar de informa tiemaatschappij. Van daaruit heeft hij een andere kijk op de organisatie dan degenen die uitgaan van bestaande situaties. Het trachten deze visie in te brengen bij de be drijfsleiding, het bestuur of degenen die bij de reorgani satieplannen betrokken zijn, kan zeer wel tot zijn taak worden gerekend. Wanneer namelijk onvoldoende reke ning wordt gehouden met neveneffecten van automati sering, dan loopt men de kans dat binnen enkele jaren de organisatie weer vastloopt. Dubbeld: Voor zover ik het kan overzien, worden nog veel deelsystemen ontwikkeld zonder voldoende aan dacht te besteden aan de koppelbaarheid. De inbreng van de landmeter kan groot zijn in het proces om te komen tot vastgoedinformatiesystemen en de automati sering ervan. Hij moet directies en bestuurders niet al leen doordringen van het belang van koppelbaarheid van de deelsystemen, maar vooral van wat hiervoor nodig is en welke taak de landmeter kan vervullen bij het verza melen en verwerken van de hiervoor benodigde basis gegevens. Het is geen toeval, dat op veel plaatsen in de informatie wereld landmeetkundigen een belangrijke rol spelen. Het denken in systemen en het inzicht hebben in die proces sen maken, dat informatieverwerking de landmeter op het lijf is geschreven. Bij de voor een doelmatige informatiestroom noodzake lijke aanpassing van de organisatie zie ik geen uitgespro ken taak voor de landmeter. Misschien is daarvoor zijn bedrijfskundige kennis ook niet toereikend. Overigens kan externe advisering voor dit aspect allerlei fricties voorkomen en leiden tot gemakkelijker acceptatie van aanpassingen. Janssen: In dat geval zul je dat beeld ook bij anderen duidelijk moeten maken. Het etaleren van je kennis en je kundigheden moet dan meer aandacht krijgen. NGT GEODESIA 85 Dubbeld: nauwkeurige en betrouwbare gegevens, zoals de land meter die levert, zijn ook voor het grondbedrijf noodzakelijk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 6