De afdeling Rijksdriehoeksmeting
door ir. J. Denekamp, hoofd van de afdeling Rijksdriehoeksmeting van de Dienst van
het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn.
SUMMARY
The Netherlands Triangulation Department
In 1930 the Netherlands Cadastral Service got the responsibility for the maintenance of the national trian
gulation ,,de Rijksdriehoeksmeting" and its densification. For the purpose a special triangulation depart
ment was created, nowadays called .afdeling Rijksdriehoeksmeting".
In this article a short historical account is given of the activities of the triangulation department up to
now, followed by an impression of its present-day tasks and working-methods.
Finally, some attention is paid to coming developments.
Inleiding
Met ingang van 1 januari 1930 werd een gedeelte van de
taak van de toenmalige Rijkscommissie voor Graad
meting en Waterpassing overgedragen aan het onder
het Departement van Financiën ressorterende Kadaster,
waarbij de Bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting
werd ingesteld 11]*). Deze nieuwe Dienst kreeg tot taak
het oorspronkelijke net van door de Rijkscommissie be
paalde punten in stand te houden en zo nodig nieuwe
punten aan dit net toe te voegen.
In het hiernavolgende zal eerst een beknopt historisch
overzicht worden gegeven van de periode 1930-1985,
waarna een schets volgt van de huidige taak en werk
wijze van de afdeling Rijksdriehoeksmeting (RD). Ten
slotte zal aandacht worden geschonken aan enige toe
komstige ontwikkelingen.
2. Historisch overzicht 1930-1985
Gelijk met de in 1930 overgedragen taak werden de be
treffende bij de Rijkscommissie werkende ambtenaren
overgeplaatst naar Amsterdam, waar zij te werk werden
gesteld bij de nieuw gevormde Bijhoudingsdienst der
Rijksdriehoeksmeting. De nieuwe Dienst werd onder lei
ding en toezicht gesteld van de ingenieur-verificateur
van het Kadaster, de heer Th. L. Kwisthout, die het
Kadaster sinds 1925 had vertegenwoordigd in de Rijks
commissie en gedurende de jaren 1898-1914 had ge
werkt als kadaster-landmeter aan de Rijksdriehoeksme
ting [2]. De nieuwe Dienst werd belast met de zorg voor
ruim 3 500 punten, die waren verdeeld in 77 eerste orde
hoofdpunten, 104 eerste orde tussenpunten, ongeveer
550 secundaire punten van de eerste rang en ruim 2 800
secundaire punten van de tweede rang [3]. Van deze
punten waren alle eerste orde punten en secundaire pun
ten van de eerste rang voorzien van vastleggingen. Van
het merendeel (op ongeveer 500 punten na) van de
secundaire punten van de tweede rang was echter alleen
de spits bekend.
In 1930 ging men met twee meetploegen van start, maar
al spoedig bleek dat dit veel te weinig was, zodat een
jaar later al met drie meetploegen werd gewerkt. Daar
toe kreeg men hulp van adspirant-landmeters van het
Kadaster, die ieder gedurende één maand bij de Bijhou
dingsdienst werden gedetacheerd. Hoewel de assisten-
tieperiode later tot twee maanden werd verlengd, bleek
dit toch te kort om profijtelijk te kunnen zijn [4]. In 1933
werd daarom het personeel uitgebreid, zodat met drie
De nummers 111 t.m. [13] verwijzen naarLiteratuur" op p. 330
aan het eind van dit artikel.
326
vaste meetploegen kon worden gewerkt. Deze ploegen
verrichtten hun meetwerkzaamheden in de regel gedu
rende de periode 1 mei tot 1 oktober, terwijl in de winter
maanden de noodzakelijke berekeningen werden uitge
voerd.
Van het door de Rijkscommissie overgedragen punten-
net bleken al veel punten te zijn verdwenen, terwijl een
zeer groot aantal door het ontbreken van vastleggingen
onbetrouwbaar was geworden. Men had destijds in veel
gevallen wel de stang van de kerktoren bepaald, maar
geen vastleggingen geplaatst, zodat een controle van
deze stang onmogelijk was.
Met grote inzet heeft men zich gewijd aan het herstel
van verloren gegane punten en aan het opnieuw inme
ten van onbetrouwbaar geachte punten. Door een tekort
aan mankracht slaagde men er echter niet in de degene
ratie van het puntenveld te stoppen. Door het uitbreken
van de tweede wereldoorlog in 1940 werd de situatie er
niet rooskleuriger op. Daarvoor, in 1938, was de Bij
houdingsdienst door het overlijden van Kwisthout onder
leiding geplaatst van Tienstra en werd de Dienst over
geplaatst naar Delft, waar men de beschikking kreeg
over enige lokalen in het toenmalige Geodesiegebouw
aan de Kanaalweg.
Tijdens de oorlog werd de meetcapaciteit verdubbeld
om het beschadigde puntennet zo goed mogelijk te her
stellen en werden, waar mogelijk, extra vastleggingen
geplaatst om verder verlies te voorkomen. In 1944 werd
Meertens, die al onder de Rijkscommissie en vanaf 1930
bij de Bijhoudingsdienst had gewerkt, belast met de fei
telijke leiding van de Dienst.
Direct na de oorlog stond de Dienst voor de taak de om
vangrijke aan het driehoeksnet toegebrachte schade zo
veel mogelijk te beperken. Bijna 500 torens waren be
schadigd, waarvan 400 zwaar of geheel vernield. Tevens
werd de medewerking gevraagd voor de vereffening van
een groot deel van Midden- en West-Europa, waarvoor
in de jaren na de oorlog nog een aantal astronomische
metingen werd uitgevoerd.
In de periode 1950-1960 kon de balans worden opge
maakt. Er werd geconstateerd dat het eerste orde net
werk van prima kwaliteit was. De omvang van het net
werk was echter onvoldoende, vooral in het noord
oosten, waar het tot 30 km van de landsgrens verwijderd
bleef. De eerste orde tussenpunten daarentegen waren
minder goed bepaald. Er waren meerdere punten waar
van de kwaliteit als gevolg van de gebrekkige insnij
dingen (de tussenpunten werden in de regel alleen voor
waarts bepaald) te wensen overliet. De secundaire pun
ten van de eerste rang waren in het algemeen wel goed
gemeten, maar door het ontbreken van voldoende aan-
NGT GEODESIA 85