Bij terreinpunten en bij kerktorens die niet hoog genoeg zijn, wordt sinds 1983 gebruik gemaakt van een signaal- mast (fig. 4). Dit is een door een Zweedse firma gele verde telescopische mast, die kan worden uitgeschoven tot een hoogte van 30 m. Op de top van de mast bevindt zich een draaibare schijf, waarop reflectoren en een richtsignaal kunnen worden geplaatst. Vanaf de grond kan de schijf worden verdraaid, waardoor de reflectoren in de goede richting worden geplaatst. In voorkomende gevallen gebeurt dit op aanwijzing van de waarnemer op het andere eindpunt van de te meten lijn, die de stand van het prisma kan controleren aan de hand van de sterkte van het gereflecteerde signaal. Het onderlinge contact verloopt in dergelijke gevallen via een draagbare mobilofoonuitrusting. De mast is voorzien van een onderstel, dat wordt benut bij het opzetten van de mast en waarmee de mast achter een dienstauto kan worden vervoerd. 3.3. Berekeningen Een groot deel van de capaciteit van de afdeling RD wordt besteed aan het uitvoeren van berekeningen. Dit begint al tijdens de verkenning, waarbij de ontworpen meetopzet wordt beoordeeld op eisen van precisie en betrouwbaarheid. Deze betrouwbaarheid (externe) moet beter zijn dan 10 cm. De kwaliteit van de RD-coördina- ten is dan zodanig, dat een gebruiker niet in staat is om met gangbare landmeetkundige technieken (met name kringnetten) eventuele fouten in deze coördinaten aan te tonen. Voor deze verkenningsberekeningen wordt ge bruik gemaakt van het door de Afdeling der Geodesie van de TH Delft ontwikkelde vereffeningsprogramma SCAN-II, dat werd ingebouwd in een meer op de RD- werkwijze afgestemd systeem SCAN-RD. Tijdens de uit voering van de metingen worden nog regelmatig contro leberekeningen uitgevoerd, waarvoor iedere meetploeg de beschikking heeft over een HP 41C met magneet kaartlezer en printer. De verwerking van de metingen ge beurt verder op kantoor, waar, na eerst een groot aantal reductieberekeningen, het netwerk wordt vereffend met het al eerder genoemde programma SCAN-RD. De bere kende coördinaten worden uiteindelijk gepubliceerd via de bekende coördinatenlijsten. Voor deze berekeningen heeft de afdeling RD naast de HP 41 C's de beschikking over vijf computerlijnen (3 beeldschermterminals, 1 schrijvende terminal en 1 printer) naar de computer (VAX 750) van de eveneens tot de directie RFA beho rende afdeling Automatisering Apeldoorn. 4. Slot De eerstkomende jaren heeft de afdeling RD nog haar handen vol aan het orde op zaken stellen in het huidige netwerk. Zoals in het historisch overzicht al is gesteld, laat het derde orde netwerk op meerdere plaatsen te wensen over. Vooral in combinatie met de verdere ver dichting door hoofdpunten kan nog veel worden ver beterd. Momenteel wordt dan ook de hoogste prioriteit gegeven aan de realisatie van een systeem van gebrui kerscoördinaten, waarbij wordt gestreefd naar een ge lijkmatige verdeling van punten waarvan de coördinaten aan eisen van algemene toepassingen voldoen (een zgn. „general purpose network"). Dit systeem van coördina ten is bij de afdeling RD bekend als het RD80-systeem. Op wat langere termijn zal hopelijk capaciteit beschik baar komen voor de uitvoering van controlemetingen in gebieden waar bodembewegingen voorkomen of wor den verwacht, zoals het mijnzakkingsgebied in Limburg 330 en de veengebieden in Noord- en Zuid-Holland. Daaraan voorafgaand zal een begin worden gemaakt met een nadere analyse van het huidige netwerk. Naar verwachting zal vooral ten behoeve van de aanslui ting van het derde orde puntenveld aan het tweede orde puntenveld nog veel aanvullend moeten worden geme ten. Op deze wijze zal dan een puntenveld worden ge creëerd, dat vooral dienstbaar zal zijn aan de bijhouding op langere termijn. Door deze nieuwe metingen zal het mogelijk zijn nieuwe, verbeterde coördinaten te bereke nen. Om lokale puntenvelden niet te verstoren, zullen deze berekeningen niet worden uitgevoerd in het gepu bliceerde gebruikerssysteem (RD80-systeem), maar in een nieuw systeem, dat vermoedelijk zal worden geba seerd op het Europese coördinatensysteem. Tot nu toe werd alleen gesproken over tweedimensiona le coördinatensystemen, hetzij in een plat vlak, hetzij op een ellipsoïde. De huidige ontwikkelingen op het gebied van de satellietplaatsbepalingsmethoden [13] zullen lei den tot de behoefte aan driedimensionale coördinaten, geocentrische x,y,z-coördinaten of ellipsoïdische breed te en lengte en de hoogte boven de ellipsoïde. Deze ellip soïdische hoogte kan via de geoïde-afwijking worden verkregen uit de hoogte in NAP van het betreffende punt. Was bij de klassieke wijze van meten, door middel van driehoeksmeting en waterpassing, een opsplitsing van beide technieken nog begrijpelijk, door de nieuwe satellietmethoden zal een nauwe samenwerking noodza kelijk zijn. Wat de invloed van deze satellietmethoden in ons land zal zijn, is niet met zekerheid te voorspellen. De ont wikkelingen gaan echter snel. Eind 1988 zal het GPS- systeem operationeel zijn, en het aanbod van satelliet ontvangers neemt snel toe. De afdeling RD volgt deze ontwikkeling uiteraard nauwgezet, vooral omdat deze systemen al spoedig doelmatig zullen kunnen worden in gezet voor RD-toepassingen. Wanneer de nieuwe tech nieken in ons land gemeengoed worden, is niet te voor spellen, wel echter dat de klassieke landmeetkundige technieken hun langste tijd hebben gehad. Literatuur 1. Lobé, G. J. I. M., De geschiedenis van de Rijksdriehoeks meting. NGT Geodesia, dit nummer. 2. Schraaf, N. van der, The centenary of the Netherlands Geo detic Commission. Publikatie Rijkscommissie voor Geodesie, 1979. 3. Berg, H. van den, Opbouw, herziening en instandhouding van het puntennet der Rijksdriehoeksmeting. Rapport 1961. 4. Jaarverslagen Rijkscommissie voor Graadmeting en Water passing. 5. Haarsma, M., Het nieuwe puntenstelsel van de Rijksdriehoeks meting. NGT 72, no. 1. 6. Smit, J. A., Lokale driehoeksmeting. NGT Geodesia, dit num mer. 7. Kadaster jaarverslag 1980, Koppeling Nederlandse en Duitse driehoeksnet. 8. Rietman, J., e.a., Rotterdamse grondslag in een nieuwe jas. NGT Geodesia 1983, no. 10. 9. Brouwer, F. J. J. en J. van Buren, Het RD-net in Europees verband. NGT Geodesia, dit nummer. 10. Husti, G. J., The final results of the NEDOC-project. Rapport Afd. der Geodesie 83.1, TH Delft, 1983. 11. Brouwer, F. J. J., On the principles, assumptions and methods of geodetic very long baseline interferometry. NGC vol. 7, no. 4, 1985. 12. Haarsma, M. en G. J. Husti, The high precision traverse Kester-Delft, 1973. 13. NGT Geodesia, maart 1985. Nummer gewijd aan radiosatelliet- plaatsbepaling. NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 16