Het RD-net in Europees
verband
met argument en afstand de coördinaten van alle ove
rige stationspunten worden berekend. Kenmerkend voor
deze wijze van berekenen is:
- er wordt aangesloten aan één stationspunt en één
oriënteringspunt;
- de sluittermen van alle voorwaarden worden streng
vereffend (bij het meten zorgde men er wel voor geen
niet-lineaire voorwaarden te scheppen!);
- extra gegeven coördinaten en extra gemeten oriënte
ringen worden alleen voor controle gebruikt.
Tegenwoordig worden de centreringen bij de Rijksdrie
hoeksmeting berekend met behulp van de computer.
Sinds het begin van de jaren zeventig wordt gerekend
met het programma CENBE. Dit programma is het ver
lengde van de „berekening met de hand". Met dit pro
gramma worden sluittermen van alleen de lineaire voor
waarden berekend; zij worden niet vereffend. Verder zijn
de kenmerken gelijk aan die van de „berekening met de
hand".
Sinds bij de Rijksdriehoeksmeting ten behoeve van de
vereffeningen van puntsbepalingsfiguraties het aan de
TH Delft ontwikkelde vereffenings- en toetsingspro
gramma SCAN-II in gebruik is, worden hiermee ook cen
treringen berekend, maar alleen die waarvoor geldt, dat
strenge vereffening zinvol is. Hierbij kan men nu ook
aansluiten aan meerdere stationspunten en meerdere
oriënteringspunten, waarbij de precisie van de verschil
lende waarnemingen genuanceerd kan worden beschre
ven. De invoer voor SCAN-II wordt gegenereerd door
het programma SCAN-RD. Invoeren via SCAN-RD is
gebruikersvriendelijker dan direct in SCAN-II. Invoer via
SCAN-RD laat bovendien nog een verfijning van het
model toe; zo kunnen o.a. waarden voor centreerafwij-
kingen (SC) die bij stationspunten behoren, worden op
gegeven; het programma berekent hiermee de stan
daardafwijkingen van „gecentreerde" waarnemingen.
Uiteindelijk maakt het programma een invoer bestemd
voor SCAN-II; de berekening verloopt verder via dat pro
gramma. Voor een berekening van een centrering met
het programma SCAN-II worden met behulp van het
programma CENBE de benaderde coördinaten bere
kend.
Thans is in ontwikkeling het programma SCANCEN. Dit
programma is speciaal bedoeld voor de berekening van
centreringen met behulp van SCAN-II.
4. Tenslotte
Het meten van een lokale driehoeksmeting is een be
langrijke activiteit van de Rijksdriehoeksmeting. Immers,
met een betrekkelijk goedkope meting wordt een RD-
punt in stand gehouden. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van vastleggingen, welke soms op voor de gebruiker
minder goede plaatsen zitten, maar voor het beheer
noodzakelijk zijn. Het is daarom voor de Rijksdriehoeks
meting van groot belang, dat onmiddellijk wordt gemeld,
als zulke vastleggingen gevaar lopen gestoord te worden
of te verdwijnen. Hiermee kan worden voorkomen, dat
het nodig is veel duurdere interlokale metingen uit te
voeren om het betreffende RD-punt te herstellen. Daar
naast kan de gebruiker altijd suggesties doen tot verbe
tering van de gebruiksmogelijkheden van een RD-punt,
bijvoorbeeld een voorstel om een vastlegging of ander
soort stationspunt op een gewenste plaats te realiseren
en te bepalen.
Tot slot nog een verder uitgewerkte definitie van een
RD-punt:
,,Een RD-punt is een verzameling al dan niet op ver
schillende wijzen verzekerde stationspunten, waarvan
de onderlinge ligging bekend is met een op het gebruik
afgestemde nauwkeurigheid".
door dr. ir. F. J. J. Brouwer en ir. J. van Buren, beiden
wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Rijksdrie
hoeksmeting van de Dienst van het Kadaster en de
Openbare Registers te Apeldoorn.
SUMMARY
The RD-network in European context
The objectives for a continental triangulation are of both scientific
and practical nature. The scientific considerations (determining the
size and shape of the Earth) started the work on a European trian
gulation around 1860, while the practical ones (mainly warfare) trig
gered the realization of the first European adjustment, known as
ED50.
After a review of the above, the status of the readjustment of the
European triangulation (RETrig) is described, emphasizing the con
tribution of the Netherlands Triangulation Department to this task.
1. Behoefte aan een continentaal netwerk
De wens om te komen tot een geodetisch netwerk, of
anders gezegd, tot een coördinatensysteem dat het ge
hele Europese continent beslaat, was gegrond op zowel
wetenschappelijke als praktische overwegingen. Het
wetenschappelijke motief betrof de hoofdtaak van de
geodesie, het bepalen van vorm en afmeting van de aar
de. Als praktische overwegingen golden de problemen
336
bij het opzetten van navigatieketens (DECCA) op bij
voorbeeld de Noordzee met zenders in verschillende
landen, en vooral de problemen die militairen in de twee
de wereldoorlog ondervonden met topografische kaart-
series van de diverse landen die niet aansloten en in ver
schillende kaartprojecties waren gedrukt.
Om met de eerste doelstelling te beginnen, de eerste
mens die zich uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid
met de meting van de grootte van de aarde bezighield,
was de Griek Eratosthenes rond 230 voor Chr. Hij wist,
dat op het middaguur van de dag der zomerzonnewende
de zon loodrecht boven een diepe waterput in Syene
stond en mat op hetzelfde tijdstip de schaduw van een
NGT GEODESIA 85