verticale staaf in het op dezelfde meridiaan gelegen
Alexandrië. Uit de lengte van de staaf en die van zijn
schaduw leidde hij het verschil in geografische breedte
af. De afstand langs het aardoppervlak tussen beide
plaatsen was door lopers bepaald. Door beide getallen te
vergelijken, verkreeg hij een aardomtrek van omge
rekend 46 250 km, wat ongeveer 16% te groot was.
Hiermee was het principe van graadmeting ontwikkeld
(fig. 1).
noordpool
omtrek
Fig. 7. Principe van de Graadmeting.
Andere bekende graadmetingen zijn die van Posidonius
(ca. 75 voor Chr.) tussen Alexandrië en Rhodos (11 te
groot) en die van de Franse arts Fernel (1525), die de af
stand mat door het tellen van de omwentelingen van een
wagenwiel (afwijking +0,1%).
Het was de Nederlander Willebrord Snell van Royen
(1580-1626), beter bekend als Snellius, die de oplossing
aandroeg voor het probleem hoe de afstand langs het
aardoppervlak nauwkeurig te meten. Hij paste in 1615
voor het eerst driehoeksmeting toe om de afstand tussen
de eindpunten van de boog Alkmaar tot Bergen op
Zoom te bepalen (fig. 2). De aardstraal die hij berekende,
was 3,4% te klein, maar zijn aanpak wordt tot op heden
toegepast.
Men realiseerde zich, dat het bepalen van de afmeting
der aarde beter kon geschieden naarmate het gemeten
gebied groter was. Bovendien was door de grote voor
uitgang op het gebied van de astronomie Copernicus
Kepler) en de natuurkunde (Newton, Huygens) het besef
gegroeid, dat de aarde geen bolvorm heeft, maar is afge
plat. De grote expedities naar Peru en Lapland van de
Franse Académie bevestigden dit vermoeden rond 1750.
Het ontlokte de Duitse geodeet Gauss, na zijn bijdrage
aan de ontwikkeling van de methode der kleinste kwa
draten, in het begin van de 19e eeuw de uitspraak: „Mis
schien is het vooruitzicht dat eens alle sterrenwachten
van Europa trigonometrisch met elkaar verbonden zijn
geen hersenschim" en ,,Het is bepaald belangrijk dat het
grootste deel van Europa door één net bedekt wordt"
[Wolf, 1975]. Dit was vooral ook belangrijk voor de defi
nitie van de Universele Tijd (UT) die wordt afgeleid uit
astronomische waarnemingen. Het is interessant op te
merken, dat er wat dit betreft tegenwoordig niets nieuws
onder de zon is, alleen vinden de metingen nu plaats met
VLBI (Very Long Baseline Interferometry) of SLR (Satel
lite Laser Ranging).
Praktische overwegingen vormden de tweede reden
voor een Europees driehoeksnet. Zo verklaarde admiraal
Nares, het toenmalige hoofd van het Internationale
Bureau voor Hydrografie, in 1948 dat: „Met de invoering
van de elektronische navigatiemiddelen als LORAN en
DE
DE
ZUIDER-
NOORD -
ZEE
Fig. 2. Driehoeksnet van Snellius, 1617.
DECCA men gelijktijdig van de coördinatensystemen
van de verschillende landen gebruik moet maken en dat
de verschillen tussen deze systemen vele malen groter
zijn dan de nauwkeurigheid van de radioplaatsbepaling".
Hetzelfde gold voor de puntsbepaling aan de oost- en
zuidgrens van Nederland. Vaak kwam het voor, dat
Duitse of Belgische punten die meetkundig gezien uit
stekend geschikt waren, ongebruikt moesten worden
gelaten, omdat ze niet in één systeem bekend waren. De
problemen die vooral de geallieerden in de tweede
wereldoorlog ondervonden met hun kaartmateriaal,
wordt wel in het bijzonder geïllustreerd door de waar
schuwingen die dikwijls op de bladen waren afgedrukt,
terwijl ze na de oorlog alleen als pakpapier werden ge
bruikt.
Krayenhoff had in de jaren 1802-1811 een driehoeks
meting in Nederland uitgevoerd ter vervaardiging van de
eerste topografische kaart, waarna de Duitse generaal
Bayer rond 1860 het initiatief nam tot het oprichten van
een commissie voor Middeneuropese Graadmeting. Als
voornaamste taken had deze commissie het opstellen
van eisen waaraan een driehoeksmeting moet voldoen
(met als drijvende kracht de geodeet Helmert; deze eisen
waren later aanleiding tot de verwerping van de triangu
laties van Krayenhoff en Stamkart en tot de totstand
koming van het huidige RD-net [Lobé, 1985]) en het rea
liseren van een reeks speciale „aansluitnetten" tussen
de diverse landen. Zo werd ook Nederland in 1885 en
1890 met hulp van de Pruisische „Landesaufnahme"
met het Duitse driehoeksnet verbonden. Tot een echte
NGT GEODESIA 85
337