1950 gereedkwam, werden de geografische coördinaten
van de hoekpunten die in CEN voorkwamen, niet meer
gewijzigd. Daarna werden nog de blokken Zuidwest
(België, Frankrijk, Spanje, Portugal, Zwitserland, Oos
tenrijk, Italië en delen van Noord-Afrika) en Noord (De
nemarken, Noorwegen, Zweden en Finland) behandeld,
echter niet meer door de Bambergse groep, omdat som
mige landen daar bezwaar tegen maakten, maar door de
US Coast and Geodetic Survey, in opdracht van de
AMS. Zo was dan in de periode 1945-1951 een Europees
vereffeningssysteem ontstaan, waarvoor sindsdien de
naam European Datum 1950 (ED50) in gebruik is. De
realisatie hiervan was een historische gebeurtenis, die
grotendeels Gauss' wens, 123 jaar daarvoor uitgespro
ken, in vervulling deed gaan. De ED50 coördinaten wer
den later gebruikt als benaderde waarden en vormen zo
doende nu nog de basis van het Europese coördinaten
systeem.
Voor Nederland restte toen nog de taak om, uitgaande
van 44 eerste orde punten in het CEN, de geografische
(ED50) en UTM coördinaten te bepalen van alle in RD
bekende vaste punten, ongeveer 6 000. Deze taak werd
onder leiding van prof. Tienstrahet toenmalige hoofd
van de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting,
tot stand gebracht [Van der Linden, 1985].
De geografische coördinaten in ED50 en RD leverden
overigens verschillen op die lineair uitgedrukt tus
sen 30 en 70 meter lagen. Deze verschillen zijn te wijten
aan de diverse vereffeningsmethoden, maar vooral aan
de afwijkende keuze van ellipsoïde (Hayford in tegen
stelling tot Bessel) en schietloodafwijking in het centrale
punt. Speciaal uitgevoerde metingen op Laplace-sta-
tions, waarbij de astronomische oriëntering van een zijde
van het driehoeksnet wordt bepaald, in Leeuwarden,
Ubagsberg en Zierikzee leverden echter verschillen op
van maximaal 1", zodat de conclusie kon worden ge
trokken, dat het Nederlandse driehoeksnet aan hoge
nauwkeurigheidseisen voldeed (en voldoet!).
3. Hervereffening van het Europese Net R ET rig
Al in 1947 onderkende een commissie van de IUGG de
gebreken die aan de ED50 vereffening kleefden, waarna
de General Assembly van de IUGG in 1954 te Rome een
commissie instelde (de Commission Permanente Inter
nationale des Triangulations Européennes) voor de her
vereffening van de Europese triangulatie (Réseau Euro-
péenne Trigonometrique; RETrig), onder voorzitter
schap van prof. Kneissl. Tegenwoordig is de RETrig-
commissie een subcommissie van Commissie X (Conti
nental Networks) van de IAG (International Association
of Geodesy). De voornaamste kenmerken van de herver
effening zijn [Sigl, 1979]:
- het zou complete nationale netten bevatten en niet
alleen kettingen zoals in ED50;
- de keuze voor de ellipsoïde is de Internationale, ter
wijl de waarnemingen werden gecorrigeerd voor de
geoïdehoogte volgens Bomford (tegenwoordig vol
gens de geoïde van Levallois 1978);
- om schaal en oriëntering te verbeteren, moest ieder
land aanvullende azimut- en basismetingen doen;
- de vereffening zou plaatsvinden volgens het tweede
standaardvraagstuk met geografische coördinaten
als onbekenden;
- ieder land zou zijn eigen net (blok) vereffenen op een
nationaal rekencentrum, terwijl het internationale
rekencentrum deze nationale blokken zou koppelen
volgens de Helmert-blokmethode.
NGT GEODESIA 85
Bij de Helmert-blokmethode wordt het stelsel normaal
vergelijkingen van een blok zo ver gereduceerd, dat al
leen nog de coördinaten van de verbindingspunten met
omliggende netten als onbekenden overblijven. Op
telling van deze gereduceerde stelsels maakt het moge
lijk de coördinaten van grenspunten te berekenen, waar
na via terugsubstitutie van deze coördinaten alle overige
onbekenden door het nationale rekencentrum worden
bepaald. Bij het vormen van de blokken zijn soms ver
schillende landen samengevoegd, zoals de Scandina
vische landen tot het blok SKAN. Deze rekenmethode
levert hetzelfde resultaat als wanneer een gewone
kleinste kwadraten vereffening zou zijn uitgevoerd voor
het gehele net, maar werd uitgekozen omdat de capaci
teit van de toenmalige rekenmachines hiervoor onvol
doende was. Bovendien hoefde geen der landen zijn
waarnemingsmateriaal af te staan, waartegen bij sommi
gen vooral van militaire zijde bezwaar werd ge
maakt.
Voor Nederland werden de metingen uitgevoerd door de
Rijksdriehoeksmeting, terwijl de berekeningen op de Af
deling der Geodesie van de TH Delft gebeurden. Alle
werkzaamheden vonden plaats onder auspiciën van de
Rijkscommissie voor Geodesie. Het internationale reken
centrum is gezeteld bij het Deutsches Geodatisches For-
schungs Institut te München. Sinds kort fungeert de TH
Delft als tweede internationaal rekencentrum ten be
hoeve van speciale berekeningen.
RETrig wordt in drie fasen uitgevoerd. Fase I behelst een
oplossing als zgn. vrij net. Dit betekent, dat met een
willekeurige ligging, oriëntering en schaal wordt ge
rekend. Waarnemingen waren daarom slechts hoeken
en lengteverhoudingen. Deze fase was voornamelijk be
doeld als test van de gehele Tekenprocedure, om de
nauwkeurigheid van de diverse metingen te onderzoe-
339
SKAN
Fig. 4. De hervereffening van het Europese driehoeksnet IED79;
RETrig).