ken en om identificatiefouten aan de landsgrenzen op te sporen. Het resultaat werd gepresenteerd op het IUGG- congres van 1975 te Grenoble en gaf reden de volgende fasen met optimisme tegemoet te zien. In fase II van RETrig dienden alle gemeten Laplace azi- muts, Geodimeter afstanden en basismetingen aan de waarnemingen te worden toegevoegd, plus enkele astronomisch bepaalde schietloodafwijkingen, om hier mee het net te verstevigen. Via de tussenoplossing ED77 leidde dit tot de ED79 oplossing, die op het RETrig sym posium van Madrid werd vastgesteld. Deze vereffening omvatte 25111 waarnemingen, waarvan zo'n 20 000 richtingen, en 11 170 onbekenden voor 3 597 stations (fig. 4). De taak van de afdeling RD bij de totstandkoming van dit Europese netwerk vloeide direct voort uit de boven genoemde kenmerken van de hervereffening: aanvullen de azimut- en basismetingen en koppeling van de natio nale netten. Allereerst werd daarom op de Loenermark (bij Apeldoorn) een ijkbasis gemeten met behulp van lichtinterferometrie volgens het principe van prof. Vaisa- la [Bruins, 1964], Dit gebeurde op aanbeveling van de IUGG, zodat in ieder land met een uniforme lengte-een heid zou worden gerekend. De ijkbasis Loenermark werd gebruikt voor de ijking van invardraden en wordt nog steeds benut voor een perio dieke controle van de afstandmeters van de afdeling RD. De eindpunten van de ijkbasis zijn met messingbouten in betonnen kelders verzekerd (fig. 5). De basis met een lengte van 576,09226 m werd gemeten met een nauw keurigheid van 0,03 mm. De invardraden waren nodig voor het meten van een nieuwe basis in Nederland ter vervanging van de basis bij Stroe, die door wegverbre- ding verloren was gegaan. De totstandkoming van deze nieuwe basis werd noodzakelijk geacht om samen met die bij Kiel, Meppen, Bonn en Brugge te leiden tot de ge wenste dichtheid en verdeling van basissen nodig voor de hervereffening van het noordwestelijk gedeelte. Fig. 5. De ijkbasis Loenermark. Als plaats voor deze basis kwam de Afsluitdijk het meest in aanmerking. De eindpunten werden gekozen op de sluizen aan de west- respectievelijk oostzijde van de dijk. Er werd gewerkt door vier verschillende meetploegen, waaronder één van de RD en één van de Afdeling der Geodesie van de TH Delft [Bakker e.a., 1972], Door een basisvergrotingsnetwerk werd deze basis in het eerste orde netwerk opgenomen. De basis van 24 km werd in de jaren 1964-1966 gemeten. Het uiteindelijke resultaat was, dat de afstand tussen de Stevin- en Lorentzsluizen werd bepaald op 23 970,091 m, met een standaardafwij king van 10 mm. Via het basisvergrotingsnetwerk leidde dit tot een lengte voor de eerste orde zijde Workum - Eierland van 45 373,903 m met een standaardafwijking van 70 mm (fig. 6). De uit RD-coördinaten berekende af stand was 45 373,636 m, hetgeen dus als een significant schaalverschil van het RD netwerk doet vermoeden. Bij Sexbierum NL 57 Eierland NL Zurich Burawerd NL 337 ntzsluizen kkum Workum NL Stevmsluizen Staveren NL 310 11 50 km Fig. 6. Het basisvergrotingsnet Afsluitdijk. de ED79 oplossing bleek dan ook, dat de schaal van het Nederlandse net ongeveer 3 mm per km afwijkt en Nederland in noord-zuid richting dus 1 meter langer is dan altijd werd gedacht. Verder moest de volledige verbinding van ons primaire driehoeksnet met dat van Duitsland en België tot stand worden gebracht. De verbinding met het Duitse net is gemeten in samenwerking met het Niedersachsisches Landesvermessungsamt te Hannover in de jaren 1956- 1958. De metingen zijn uitgevoerd met een Wild T3 theodoliet, waarbij de meetprocedure van de oorspron kelijke metingen van het RD-net werd aangehouden, nu echter met gebruikmaking van schijnwerpers in plaats van heliotropen [KADOR, 1979], De aansluiting aan het Belgische driehoeksnet is gemeten in 1961-1962 in samenwerking met het Militair Geografisch Instituut te Brussel. Tenslotte werden nog astronomische azimutbepalingen verricht op de stations Ubagsberg (1968), Tongeren (1968) en Zierikzee (1973) [Husti, 1975], zodat de uit eindelijke Nederlandse bijdrage aan fase II van RETrig 450 richtingen, 1 afstand en 8 azimuts bedroeg voor 84 eerste orde punten. 4. Laatste fase van RETrig Het berekeningsresultaat ED79 kan worden beschouwd als een optimale oplossing van de Europese triangulatie met de „klassieke" waarnemingsgrootheden. Fase III van RETrig is daarom ook wel gekenschetst als de wetenschappelijke fase. Het onderzoek zou zich uit strekken tot bijvoorbeeld het effect van verschillende ge wichten voor de waarnemingen van de diverse landen en verschillende modellen voor regionale schaal- en oriënte ringseffecten, de zgn. bias-parameters". Door de op komst van de elektronische afstandmeting en (vooral) de ruimtelijke meetmethoden (Doppler, VLBI, SLR) is de taak van fase III opnieuw geformuleerd. Zo worden nu steeds meer meetgegevens (ook van lagere orde me tingen) toegevoegd om het net te verstevigen en worden 340 NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 26