eveneens de oriëntatie, ligging en schaal ten opzichte
van een geocentrisch referentiesysteem bepaald.
Voor dit laatste zijn speciale Doppler campagnes uitge
voerd, bijvoorbeeld de DODOC metingen voor het drie-
hoeksnet van Duitsland en Oostenrijk en de NEDOC
(Nederlands-Engelse Doppler Campagne) met 6 eerste
orde RD-punten [Husti, 1983]. Vorig jaar is voor RETrig
een speciale Doppler meting georganiseerd, RETDOC
genaamd, met 32 stations op eerste orde triangulatie-
punten of met het eerste orde net verbonden ruimte
stations.
Juist dit laatste heeft de afdeling Rijksdriehoeksmeting
op dit gebied de afgelopen jaren veel werk bezorgd.
Nederland kent namelijk zeven van deze ruimtestations.
Op de eerste plaats is dit het satellietstation Kootwijk,
waar SLR en Doppler metingen plaatsvinden, verder de
radiosterrenwacht Westerbork, waar VLBI waarnemin
gen worden gedaan, en de eerste orde punten Leeuwar
den, Delft (TH), Herikerberg, Axelse Sassing en Tonge
ren, welke punten tijdens diverse Doppler campagnes
(EDOC, ERIDOC, NEDOC) zijn gebruikt. Het was dan
vaak de taak van de afdeling RD deze punten toeganke
lijk te maken en nauwkeurig de excentriciteit van het
Doppler opstelpunt te bepalen (Smit, 1985]. Op het mo
ment is de RD bezig een uitbreiding van het RD-net te
realiseren om Westerbork met eerste orde nauwkeurig
heid op te nemen, zodat ook de VLBI metingen van
Westerbork kunnen worden gebruikt om RETrig te ver
stevigen.
Om de terrestrische verbinding tussen de ruimtestations
te verbeteren, heeft men in 1969 besloten een polygoon
te bepalen, die een groot aantal van deze stations be
strijkt. Deze polygoon staat bekend onder de naam Mal
vern (Engeland) - Graz (Oostenrijk) traverse. Een zijtak
van deze polygoon loopt naar de stations Delft en Koot
wijk. De polygoonzijden zijn zoveel mogelijk zijden van
het primaire driehoeksnet, zodat de hoeken aan de oor
spronkelijke metingen van het net konden worden ont
leend. De afstanden werden gemeten met een elektro
magnetische afstandmeter, de MRA-4. Deze polygoon
wordt nu vanaf Kootwijk via de punten Veluwe, Kam
pen, Steenwijk, Ruinen en Beilen doorgetrokken naar
Westerbork.
5. Toekomstverwachtingen voor RETrig en de RD
Het ligt in de bedoeling het eindresultaat (in de vorm van
ellipsoïdische coördinaten) van fase III van RETrig op het
IUGG congres van 1987 in Vancouver (Canada) te pre
senteren. De naam wordt waarschijnlijk ED87. De oplos
sing zal alle nieuwe terrestrische waarnemingen bevat
ten (voornamelijk afstanden, o.a. die van Nederland)
en mogelijk ook bias-parameters" voor lokale schaal-
en oriënteringseffecten. Bovendien zal het netwerk over
grote afstanden versterkt zijn door de Doppler metingen
van RETDOC, zodat minder systematische vervormin
gen zullen optreden. Deze taak wordt nu onder leiding
van de nieuwe RETrig voorzitter Poder (Denemarken)
vervuld. Deze herfst vindt onder gastheerschap van de
Rijkscommissie voor Geodesie in Den Haag een bijeen
komst plaats ter bespreking van de laatste tussenresulta
ten.
Voor wat betreft de afdeling RD staan er twee verande
ringen op stapel, een organisatorische en zo komt het
ons voor een principiële. De organisatorische betreft
de overgang van de rekenwerkzaamheden betreffende
RETrig van de Afdeling der Geodesie naar de RD met in
gang van 1 januari 1986, zodat de historisch gegroeide
splitsing tussen meet- en rekenwerk zal zijn opgeheven.
Op de RD wordt daarom gewerkt aan een programma
systeem genaamd ASTRID (Adjustment System of the
netherlands TRIangulation Department). Hiermee zal
het mogelijk zijn alle voorkomende ellipsoïdische bereke
ningen en vereffeningen uit te voeren onder gebruik
making van de moderne precisie-, betrouwbaarheids- en
toetsingsmethoden die zijn ontwikkeld door prof. Baar-
da. ASTRID is gebaseerd op de SCAN-II software van
de TH Delft.
De principiële verandering betreft het volgende. Op dit
moment is de afdeling RD leverancier van eigenlijk twee
sets coördinaten: RD-coördinaten in het systeem van de
stereografische kaartprojectie en ED79 (ED50) coördina
ten op de internationale ellipsoïde. Beide coördinaten
systemen kennen hetzelfde nadeel: ze zijn slechts twee
dimensionaal. De vraag naar 3-D informatie neemt on
tegenzeggelijk toe. Daarom is het onvermijdelijk, dat de
stelling bij het proefschrift van de eerste auteur van dit
artikel bewaarheid wordt, luidende: De viering van het
honderd-jarig bestaan van het Nederlandse driehoeksnet
(15 mei 1985) dient als motto mee te krijgen: ,,en nu de
lucht in. waarmee wordt aangegeven dat de geode
tische activiteiten in Nederland zich nu op een keerpunt
bevinden en dat er op grond van de voortschrijdende
toepassing van ruimtelijke meettechnieken, gestreefd
moet worden naar bijhouding van een uniform drie
dimensionaal coördinatensysteem, in plaats van het hui
dige twee- (RD) plus één- (NAP) dimensionale systeem.
Wanneer er een dergelijke samenvoeging van RD- en
NAP-systeem komt,is op dit moment moeilijk te zeggen.
Wel kan worden gezegd, dat de afdeling Rijksdriehoeks
meting voor Nederland de maatschappelijke taak heeft
coördinaten van punten in en om ons land te leveren in
elk door de gebruiker gewenst systeem of kaartprojectie
(Bessel-, Hayford- of WGS-ellipsoïde; Gauss-Krüger,
stereografische, ED, Lambert, UTM of geocentrische
coördinaten). Gedeeltelijk met de huidige ED79, maar
zeker met de komende ED87 coördinaten, staat de RD
wat dit betreft voor u klaar.
Met dank aan ir. J. A. van der Linden voor zijn bijdrage
aan hoofdstuk 2.
Literatuur
Adams, 0. S., The Bowie Method of Triangulation Adjustment.
US Coast and Geodetic Survey, Washington. 1930.
Bakker, G. e.a., Measurement of the base and base extension net
Afsluitdijk. Rijkscommissie voor Geodesie, New Series, vol. 4, no.
4, Delft. 1972.
Bruins, G. J., De aaneensluiting van de Europese driehoeksnetten.
Tijdschrift voor K en L, 68e jaargang, no. 6. 1952.
Bruins, G. J., Standard base Loenermark. Rijkscommissie voor Ge
odesie, Delft. 1964.
Husti, G. J., Geodetic-astronomical observations in the Nether
lands, 1947-1973. Rijkscommissie voor Geodesie, New Series, vol.
6, no. 1, Delft. 1975.
Husti, G. J., The Final Results of the NEDOC-project. Reports Delft
Dept. of Geodesy, no. 83-1. 1983.
KADOR, De Rijksdriehoeksmeting. Serie Landmeetkundig Pers
pectief, Apeldoorn. 1979.
Lobé, G. J. I. M., De geschiedenis van de Rijksdriehoeksmeting.
NGT Geodesie, dit nummer. 1985.
Sigl, R., Continental networks, Report on the Activities of the IAG-
Commission X 1975 to 1979. Deutsche Geodatische Kommission,
Reihe B, Heft Nr. 243, München. 1979.
Smit, J. A., Lokale driehoeksmeting. NGT Geodesia, dit nummer.
1985.
Van der Linden, J. A., Over RD, ED en WGS; het verband tussen
de coördinatensystemen op de Nederlandse topografische kaarten,
NGT Geodesia, dit nummer. 1985.
Wolf, H., Das Europaische Dreiecksnetz, Ursprung, Entwicklung
und künftige Möglichkeiten. Geodatische Woche Köln, Verlag
Konrad Wittmer, Stuttgart. 1975.
NGT GEODESIA 85
341