Over RD, ED en WGS; het verband tussen
de coördinatensystemen op de
Nederlandse topografische kaarten
door ir. J. A. van der Linden, adjunct-directeur van de Topografische Dienst te Emmen.
SUMMARY
Grid systems on the Dutch topographic maps and their relationship
On the Dutch topographic map series different grid systems are shown. The most important are the
UTM-system, appearing on the military maps and the national grid system (RD), indicated on the civil
edition. Due to military restrictions the mathematical relationship between these two systems could not
be published until recently. The transformation formulae and their historical background are the main
subject of this publication. Also some attention has been given to the grid systems on earlier topographic
maps.
1. Inleiding
Op de topografische kaarten komen meerdere coördina
tensystemen voor. In de eerste plaats uiteraard het
systeem van de Rijksdriehoeksmeting, dat de meetkun
dige basis van de kaarten vormt, maar daarnaast op de
militaire edities van de kaarten ook het UTM- en WGS-
systeem. Het UTM-systeem is ontworpen voor militair
gebruik, maar wordt in toenemende mate ook voor ci
viele doeleinden toegepast. Jarenlang waren de formu
les voor de transformatie van RD naar UTM als gevolg
van militaire classificatie niet voor ieder toegankelijk. Nu
deze beperking sinds 1984 is opgeheven, lijkt het zinvol
ze door middel van deze publikatie openbaar te maken.
2. Topografische kaart en Rijksdriehoeksmeting
Een belangrijke voorwaarde voor het maken van goede
topografische kaarten is de aanwezigheid van een lande
lijke meetkundige grondslag. Het is dan ook zo, dat in
veel landen de nationale driehoeksmeting tot stand is ge
komen als gevolg van de behoefte aan betere kaarten.
Zo ook in Nederland, waar Krayenhoff van 1802-1811 de
eerste landelijke primaire triangulatie uitvoerde ,,pour
servir de base a la topographie de eet état", zoals hij in
de titel van het verslag van zijn driehoeksmeting, het
„Précis Historique", vermeldde.
Het net werd gebruikt voor de samenstelling van de
eerste volledige topografische kaart van Nederland (de
Kaart van Krayenhoff) en bleef meer dan een eeuw de
grondslag voor alle andere topografische kaarten op de
schalen 1 50 000, 1 25 000 en 1 200 000. De verdich
ting van het net met 1 000 punten van lagere orde, nodig
voor de samenstelling van de eerste stafkaart 1 50 000,
vond plaats in de jaren 1836-1855. De resultaten ervan
werden in 1861 gepubliceerd in de „Meetkunstige Be
schrijving" |8I
De nauwkeurigheid van deze netverdichting, hoewel
voor de samenstelling van kaarten op de schalen
1 25 000 en kleiner, in die tijd ruim voldoende, was naar
huidige maatstaven nogal slecht, want de relatieve fou
ten tussen naburige driehoekspunten beliepen vaak
meerdere meters. De secundaire metingen die Krayen
hoff nog had gedaan, werden niet gebruikt, omdat de
aanduiding van de aangemeten punten dikwijls te ondui
delijk was. De coördinaten van de driehoekspunten wer
den berekend in de projectie van Bonne. De projectie
berekeningen waren al in de jaren 1822-1828 uitgevoerd
De nummers [11 t.m. 181 verwijzen naar „Literatuur" op p. 347
aan het eind van dit artikel.
342
door majoor Ackermans, in opdracht van de Commissie
De Man.
Het besluit van Nederland in 1862 om deel te nemen aan
de Middeneuropese Graadmeting, leidde na een kritisch
onderzoek tot afwijzing van de triangulatie van Krayen
hoff, als zijnde niet geschikt voor dit doel [6]Dit heeft
uiteindelijk geleid tot een nieuwe triangulatie van Neder
land, het huidige systeem van de Rijksdriehoeksmeting,
die in de periode 1885-1928 tot stand kwam [11].
Hoewel er aanvankelijk ten behoeve van de kaartproduk-
tie geen behoefte werd gevoeld aan vervanging van het
net van Krayenhoff, veranderde dat in de loop van de
tijd. Dit had te maken met de hogere nauwkeurigheids-
eisen die, met name door de artillerie, aan de kaarten
werden gesteld. Ook speelde de veroudering van het net
een rol. De punten uit de Meetkunstige Beschrijving wa
ren immers niet door vastleggingen verzekerd en werden
ook niet bijgehouden. Met het voortschrijden der jaren
nam de bruikbaarheid en het aantal nog aanwezige pun
ten daardoor meer en meer af. Toen dan ook de eerste
resultaten van de nieuwe driehoeksmeting beschikbaar
kwamen, werd naar mogelijkheden gezocht deze ge
gevens ook voor de samenstelling van de topografische
kaarten te benutten. Zo werd, voor het eerst in 1909,
door Heuvelink op verzoek van de Topografische Inrich
ting een deel van het RD-net aangesloten aan identieke
punten van Krayenhoff. De nieuwe RD-punten werden
dus omgerekend in de Bonne-projectie en konden op
deze wijze worden gebruikt bij de vernieuwing van enke
le bladen 1 50 000 in Friesland. Soortgelijke operaties
werden later nog enkele malen herhaald.
Tot een fundamentele verandering in de opzet van het
kaartenmaken kwam het bij de reorganisatie in 1932,
toen de Topografische Dienst (TDN) in zijn huidige vorm
ontstond. De belangrijkste technische wijzigingen be
troffen de overgang van de Bonne-projectie naar de ste-
reografische projectie, gebaseerd op de uitkomsten van
de Rijksdriehoeksmeting, invoering van de fotogramme-
trie voor de kaartvervaardiging in de plaats van het ge
bruik van verkleinde kadasterplans, en de beëindiging
van de steendruktechniek en overgang naar het foto
litho procédé. Na 1932 verschenen dus geleidelijk aan de
topografische kaarten in de stereografische projectie.
Mede als gevolg van de tweede wereldoorlog heeft het
echter nog tot 1960 geduurd, voordat het allerlaatste
blad in de Bonne-projectie was vervangen.
3. Coördinatensystemen vroeger en nu
Men kan onderscheid maken tussen echte coördinaten
systemen en zogenaamde plaatsaanduidingssystemen.
NGT GEODESIA 85