van de Rijksdriehoeksmeting eerst uitgevoerd onder lei ding van deskundigen (Schots, Heuvelink, Kwisthout en Tienstra), na het overlijden van Tienstra nam de eerst aanwezende van de Kadastrale Dienst de leiding van de Bijhoudingsdienst van de RD op zich. Theoretisch was dit een oplossing met goede mogelijkheden, maar prak tisch, door tijdgebrek en minder gerichte kennis, een on ding. Er zijn ook duidelijk ongelukken gebeurd, zoals bij de computerberekening van het net van tweede orde punten, waar richtlijnen van de beide eerder genoemde geschriften over het hoofd zijn gezien. Gelukkig was er het kader van de subcommissie Trian gulatie van de Rijkscommissie voor Geodesie, waarbin nen overleg kon worden gevoerd. Dit werd nog versterkt door de gelukkige omstandigheid, dat mijn studievriend ir. M. Haarsma als vertegenwoordiger van de RD in de RETrig werd aangewezen, terwijl ikzelf als tweede Nederlands lid optrad. Deze RETrig was een internatio nale commissie die de zgn. wetenschappelijke herver effening van de aangesloten Europese nationale triangu laties moest uitvoeren. Met grote daadkracht heeft Haarsma zich hiervoor ingezet, waarbij de dienstleiding hem alle hulp toezegde. Op het laatste RETrig-sympo- sium waar wij beiden aanwezig waren (Madrid 1979), hebben wij nog plannen gemaakt voor een blauwdruk van de RD van de toekomst, maar zijn overlijden maakte realisering onmogelijk. Zo kwam de RD toch steeds verder op de door Tienstra uitgezette lijn terecht. Een deel van de voornemens van Tienstra werd echter overgenomen door het Laboratori um voor Geodetische Rekentechniek van de Afdeling der Geodesie van de TH Delft (LGR); het betreft hier de analyse en rekentechnische verwerking van waarne mingsmateriaal, alles in voortreffelijke samenwerking met Haarsma. Dit maakte, dat in de jaren dat het LGR zijn methodiek ontwikkelde, voor een aantal aandachts gebieden nauwelijks een scheidingslijn tussen RD en LGR was te trekken. Nu zijn de verhoudingen veranderd, en wat betreft de RD ten goede. Het LGR heeft in zekere zin zijn taak stelling volbracht en verloor daarmee een eigen status in de Afdeling der Geodesie. Het puntsbepalingsrekenpro- gramma werd eveneens aan de Kadastrale Dienst over gedragen; de Bijhoudingsdienst van de RD plukt hier alle vruchten van en wordt zodoende een veel zelfstandiger opererende Dienst. Ik heb daarbij het duidelijke gevoel, dat dagelijkse leiding en dienstleiding een veel betere kijk hebben op de ontwikkeling van de RD dan in vroegere jaren wel het geval was. Ik zie dan ook de toekomst met vertrouwen tegemoet. Het probleem van onderhoud en verdichting van het RD-coördinatensysteem, zoals reeds beschreven in de eerder genoemde paragraaf van de HTW-1956, blijkt nog moeilijker dan toen al voorzien. Dank zij het reken programma van het LGR wordt ons land langzaam maar zeker overdekt met kringnetten, waarin veelal de zgn. hoofdpunten zijn opgenomen. Hierbij werd de toetsing op fouten wel uitgevoerd, omdat dit nu eenmaal een onderdeel van het rekenprogramma vormt. Lang niet al tijd werden echter de consequenties van gesignaleerde fouten getrokken, terwijl toetsing op precisie van coördi naten bijna altijd werd weggelaten, omdat dit de punt- verkenning en daarmee de meting te veel zou vertragen. Beide factoren zijn aanleiding tot zwakke gedeelten in het coördinatenbestand, terwijl conflicten bij aansluiting van netten onvermijdelijk zijn. Uit de lange reeks van besprekingen sinds de HTW-1956 in de Technische Werkgroep van de Staatscommissie in zake het Kadaster, in de subcommissie Triangulatie van de Rijkscommissie voor Geodesie en in latere discussies omtrent opgedane ervaringen, is het beeld naar voren gekomen van een Bijhoudingsdienst van de RD die voor puntsbepaling van lagere orde een raadgevende taak heeft en die tevens zou mogen ingrijpen als de nauw keurigheid van hoofdpunten in het gedrang dreigt te komen. Jarenlang kwam deze taak ongevraagd terecht bij het LGR. Het was een aangename verrassing onlangs te bemerken, dat de Bijhoudingsdienst van de RD in verdergaande mate reeds deze taak overneemt. Dit is een juiste ontwikkeling, want op deze wijze komt een beter samenspel tot stand tussen derde orde RD-punten en kringnetpunten die beide eenzelfde niveau van preci sie bereiken. Alle hulde voor de kadastrale dienstleiding die deze ontwikkeling geaccepteerd, zo niet gestimu leerd heeft. Als ik terugkijk op de meer dan veertig jaar die zijn ver lopen sedert mijn eerste serieuze contact met de RD, en mij verdiep in de historie van de jaren daarvoor, dan ver baas ik mij erover hoeveel meer de houding van perso nen met al hun coalitie- en conflictmogelijkheden de ontwikkeling van toegepaste vakgebieden vaak be paalt dan de groei van theoretische kennis. Daarom is het zo van belang en nu spreek ik verder als voorzitter dat de Rijkscommissie voor Geodesie een groepering van personen betreft, waar samenwerking voorop staat. De kadastrale dienstleiding heeft hiertoe veel bijgedra gen. Ik moge herinneren aan triangulatiewerk, astro nomische waarnemingen en Dopplercampagnes voor Europese doeleinden. Maar meer zal nodig zijn, het meerdere dat juist samen werking onmisbaar zal maken. Het betreft hier de snelle opkomst van meer preciese en economisch handelbare ruimtemethoden in de geodesie, methoden die wellicht een deel van het bestaande RD-net overbodig zullen ma ken. Het coördinatenstelsel zal echter gehandhaafd moeten blijven voor de nodige band met het verleden. Daar introductie van nieuwe methoden bijna altijd een wilde boel is in het begin, zal bewaking van het coördina tenstelsel door de RD nog dringender nodig zijn dan in de huidige situatie. Dit zal aanpassing van kennis, werk zaamheden en organisatie vereisen, alles in goed overleg met andere belanghebbenden. Is de Rijkscommissie voor Geodesie voortgekomen uit de opzet van de Rijksdriehoeksmeting, nu is het voor nemen, dat de Commissie de invoering van bepaalde ruimtemethoden in de praktijk van de Nederlandse geo desie zal begeleiden en in het bijzonder gericht onder zoek zal stimuleren. Nog dit jaar zou eigenlijk reeds een onderzoeksteam dienen te starten. Niets is meer logisch dan dat een belangrijk deel van deze opzet zal worden teruggespeeld naar de Bijhoudingsdienst van de Rijks driehoeksmeting. Laten wij de jarige toewensen dat haar Bijhoudingsdienst de gelegenheid krijgt in de komende eeuw pionierswerk te verrichten. NGT GEODESIA 85 319

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 5