De geschiedenis van de Rijksdriehoeks
meting
door G. J. I. M. Lobé, rekenkundig medewerker van de afdeling Rijksdriehoeksmeting
van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn.
SUMMARY
The history of the triangulation of the Netherlands
The Central European Arc-measurement and the unsatisfying results of Krayenhoff's and later Stam-
kart's triangulation, finally led to the commencement of a new triangulation ,,de Rijksdriehoeksmeting"
in 1885, on which all present-day surveys in the Netherlands are based.
This article gives an impression of the problems before and during this new triangulation, and the
methods which were used during the measurements and calculations till their completion in 1929.
1. Voorgeschiedenis (1860 -1882)
In 1861 werd door het toenmalige Pruisen aan de Euro
pese landen het verzoek gericht deel te nemen aan de
Europese graadmeting, waarop in 1864 door Nederland
positief werd gereageerd.
De reeds in verscheidene landen afzonderlijk verrichte
driehoeksmetingen zouden met elkaar in verband moe
ten worden gebracht en waar ze ontbraken, zou een ge
heel nieuwe driehoeksmeting moeten worden uitge
voerd. Men hoopte met deze graadmeting betere resul
taten te krijgen met betrekking tot de grootte en de vorm
van de aarde.
De nieuwe en de reeds uitgevoerde driehoeksmetingen
moesten voldoen aan vastgestelde nauwkeurigheids-
eisen. Dit was voor ons land aanleiding tot een onder
zoek naar de nauwkeurigheid van de door luitenant-
generaal baron Krayenhoff in de jaren 1802 tot 1811 ten
behoeve van de topografische kaart uitgevoerde drie
hoeksmeting. Een grondig onderzoek dat werd uitge
voerd door prof. dr. Cohen Stuart toonde aan, dat de
metingen niet aan de gestelde eisen voldeden.
In 1865 besloot de regering daarom tot de uitvoering van
een nieuwe driehoeksmeting, waarmee prof. dr. F. J.
Stamkart werd belast. Stamkart (geboren in 1805) was
toen ijker van het arrondisement Amsterdam. In 1867
werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Polytechnische
School te Delft in de „zuivere en toegepaste wiskunde"
en later ook nog in het „ijkwezen". Tot op hoge leeftijd
(eind 1878) heeft Stamkart zijn metingen voortgezet.
In 1879 werd, op initiatief van de Koninklijke Academie
van Wetenschappen, de Commissie voor Graadmeting
en Waterpassing in het leven geroepen. Dit geschiedde
vanwege de door haar nodig geoordeelde voortzetting
van de Nauwkeurigheidswaterpassing, welke ten ge
volge van het overlijden van prof. Cohen Stuart (1878)
tijdelijk was gestaakt en omdat de Academie het nood
zakelijk oordeelde, maatregelen te nemen betreffende
een eventuele voorziening in de uitvoering van de trian
gulatie voor het geval prof. Stamkart vanwege zijn hoge
leeftijd het door hem begonnen werk niet zou kunnen af
maken. Tot leden van de commissie werden benoemd
de hoogleraren dr. F. J. Stamkart, dr. J. A. C. Oude
mans, dr. H. G. van de Sande Bakhuyzen, dr. J. Bos
scha en de hoofdingenieur van de Waterstaat G. v. Dies-
sen. Prof. Stamkart aanvaardde het voorzitterschap.
Nadat in 1881 de hoogleraar van de Polytechnische
School te Delft, Ch. M. Schols, was benoemd tot lid van
de commissie, gaf Stamkart in november 1881, mede
onder druk van de overige leden van de commissie, toe
stemming aan Oudemans zijn notities en verslagen te in
specteren. Tijdens een bijeenkomst op 19 november
1881, waarbij Stamkart aanwezig was, rapporteerde
Oudemans, dat hij de aantekeningen in orde had bevon
den, zodat een deskundige die niet had deelgenomen
aan de driehoeksmetingen, in staat werd geacht de uit
eindelijke berekeningen te verzorgen.
Na het overlijden van prof. Stamkart (1882) op bijna
78-jarige leeftijd, waren op drie punten na (Pilsum, Leer
en Onstwedde) de metingen voltooid. Zijn waarnemings-
boeken en de door hem gebruikte instrumenten werden
door de commissie overgenomen. Drie dagen na zijn
overlijden kwam de commissie bijeen en besloot, dat
Schols de documenten van het hoofddriehoeksnet zou
bestuderen en Oudemans die van de gemeten basis en
het basisvergrotingsnet in de Haarlemmermeer. De re
sultaten van dit onderzoek waren teleurstellend, omdat
bleek dat in vele opzichten de metingen en berekeningen
van Stamkart nog slechter waren dan die van Krayen
hoff.
2. Voorstel voor een nieuwe driehoeksmeting
(1882-1885)
Een geheel nieuwe driehoeksmeting was nu noodzakelijk
geworden en Schols werd verzocht hiervoor een plan op
te stellen. In plaats van een ketting van driehoeken tus
sen Leiden en de grenzen van België en Duitsland, die
door Stamkart waren gemeten voor de Europese Graad
meting, stelde hij voor, dat het nieuwe net ons hele land
moest bedekken. Dit had het voordeel, dat het tegelij
kertijd kon dienen als uitgangspunt voor een nieuwe se
cundaire driehoeksmeting, die hard nodig was voor
kadastrale metingen.
Intussen kostte het de Rijkscommissie veel moeite de
regering te bewegen toestemming te verlenen voor een
nieuwe driehoeksmeting. Deze toestemming was in
tussen dringend nodig geworden, aangezien de commis
sie in 1884 van de chef van de Trigonometrische Afde
ling der Pruisische Landesaufname (Schreibed het ver
zoek ontving, aanwijzingen te geven van de driehoeks-
punten langs onze noordoostgrens, welke zouden moe
ten dienen voor de Nederlands-Pruisische aansluiting.
De Minister van Binnenlandse Zaken verlangde eerst het
lang beloofde rapport over Stamkarts werk, voordat hij
een beslissing zou nemen over de subsidie die moest
worden verstrekt ten behoeve van de verkenning langs
de Nederlands-Pruisische grens. Op 21 april 1884 werd
dit rapport, dat was gebaseerd op de onderzoekingen
van Schols en Oudemans, voorgelegd aan de minister.
Zoals verwacht, veroordeelde het rapport het werk van
Stamkart. Het bevatte ook een voorstel voor een nieuwe
driehoeksmeting volgens de ideeën van Schols.
Aangezien voor kadastrale en topografische doeleinden
een nieuwe secundaire driehoeksmeting noodzakelijk
was geworden, zouden tijd en geld worden uitgespaard
als het nieuwe primaire net zodanig zou worden ontwor
pen, dat het als uitgangspunt kon dienen voor de secun
daire driehoeksmeting. De tijd die nodig was voor dit
primaire net, werd geraamd op zes jaar, waarbij rekening
320
NGT GEODESIA 85