stand van de rand waarop werd afgelezen. Hierbij werd g bepaald uit gv 24. Bebouwingen ten behoeve van de meting De hoeken van het driehoeksnet werden gemeten op en naar excentrische opstellingen. De theodoliet noch de heliotroop kon namelijk op de stang, het centrum van de toren, worden geplaatst. Deze opstellingen werden dan later met behulp van een lokale driehoeksmeting gekop peld aan het centrum van het station. Het centrum was het punt waarnaar alle richtingsmetingen, op en naar het station gemeten, werden overgebracht. De excentrische opstellingen bestonden uit een gemetselde stenen pijler op de muurkroon van de toren. Om de pijler werd een tent aangebracht om zon en regen van de theodoliet te weren. Na de metingen werden de getroffen voorzie ningen weer verwijderd en de spits werd weer hersteld (fig. 2). Als er geen kerktorens waren, moest men naar een ter rein zoeken, waar het punt van het driehoeksnet door een in de grond gegraven granieten zuil kon worden ge markeerd. In enkele gevallen was men genoodzaakt hier boven een meettoren te bouwen. Zo'n meettoren be stond uit een binnen- en buitentoren die los van elkaar werden opgebouwd. De binnentoren gaf de standplaats voor de theodoliet en de buitentoren verschafte de om loop voor de waarnemers en de tent boven het instru ment (fig. 3). Fig. 3. Houten meettoren ten behoeve van de metingen op het pri maire punt Klifsberg. Astronomische metingen Voor de ligging van het net op de ellipsoïde moesten de geografische breedte en lengte van Amersfoort worden bepaald en de oriëntering van het net met behulp van een azimutsbepaling van een zijde van het driehoeksnet. Op 13 primaire punten, over heel Nederland verspreid, bepaalde men met behulp van astronomische metingen de geografische breedte en het azimut naar een naburig punt. Dit werd gedaan om de invloed van de schietlood afwijkingen, die onregelmatig verlopen, zoveel mogelijk te elimineren. De resultaten van deze metingen herleidde men met behulp van de reeds bekende richtingen en af standen van het primaire driehoeksnet tot de geografi sche breedte van Amersfoort en tot het azimut Amers foort- Utrecht. Wat de geografische lengte betreft, nam men de meri diaan van Amersfoort voorlopig aan als nul-meridiaan; de geografische lengte ten opzichte van Greenwich be paalde men later. De lengte van Amersfoort is uiteinde lijk bepaald door de som van de geografische lengten Greenwich-Leiden (sterrenwacht) en Leiden-Amers foort. Het lengteverschil tussen Greenwich en Leiden werd astronomisch bepaald, terwijl dat tussen Leiden en Amersfoort werd afgeleid uit het gemeten driehoeksnet. De astronomische metingen werden uitgevoerd in de periode 1896- 1899 door de heren A. Pannekoek (later Fig. 2. Meetopstelling op het primaire punt Westerland. NGT GEODESIA 85 323

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 9