Een praktijkervaring als vader van een hardnekkig
verkeerde juridische gedachte
Naschrift (2) „Zekerheid omtrent eigendomsgrenzen
van onroerend goed"
werking en financiële steun van een aantal bedrijven en
instellingen. De auteurs willen hierbij iedereen bedan
ken, die een bijdrage hebben geleverd tot de succesvolle
uitvoering van het project, in het bijzonder:
- de Dienst der Hydrografie voor het beschikbaar stel
len van de Hr. Ms. Tydeman met alle faciliteiten;
- Prof. Seeber (Universiteit van Hannover) voor het uit
lenen van de GPS ontvanger, alsmede zijn studenten
Sigrid Matthes en Andreas Schuchardt, die de waar
nemingen op voortreffelijke wijze hebben verricht;
- de Topografische Afdeling van Shell International Pe
troleum Maatschappij voor het beschikbaar stellen
van H P-computer, navigatie software en andere faci
liteiten;
- de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat voor
algemene assistentie;
- Osiris Seaway voor het beschikbaar stellen van het
complete Syledis plaatsbepalingssysteem met bedie
nend personeel.
Literatuur
Van Dierendonck et al., A. J., The GPS Navigation Message, Navi
gation, Vol. 25, No. 2, 1978.
Husti, G. J., The final results of the NEDOC-project. Report of the
Dept. of Geodesy, No. 1, 1983.
Rummel, R., G. L. Strang van Hees, G. J. Husti, NAVGRAV
Een Gekombineerd Navigatie-Zwaartekracht Experiment op de
Noordzee. Interim Rapport. Afdeling der Geodesie van de Techni
sche Hogeschool Delft, 1985.
Seeber, G., The Global Positioning System. NGT Geodesia, no. 3,
1985.
Sluiter, P. G., Satellietplaatsbepaling nu en in de toekomst. NGT
Geodesia, no. 3, 1985.
Van Twembeke, U. L., Ruimtegeodesie met behulp van GPS satel
lieten. NGT Geodesia, no. 5, 1983.
Texas Instruments, TI-4100 Navstar Navigation Instrumentation
Port, Rev. 1.1.
Met onze publikatie in het juli/augustusnummer van NGT Geodesia
oefenden wij kritiek uit op een eerdere publikatie van ir. J. C. Anne-
veld in het aprilnummer van dit tijdschrift.
Een van de grondslagen van onze kritiek was de opvatting, dat in
het Nederlandse rechtsstelsel in geval van overdracht van onroe
rend goed een eigendomsgrens ontstaat op het moment van over
schrijving van de transportakte. In zijn naschrift onder ons artikel
doet Anneveld deze opvatting af als een theoretische benadering.
Hij herhaalt, dat partijen ten tijde van de aanwijs aan de landmeter
soms niet precies weten waar de grens loopt en daaromtrent dan
alsnog een afspraak maken. Dit feit brengt hem tot de conclusie,
dat onze opvatting in de praktijk niet opgaat. Wij vragen ons af wel
ke praktijk de schrijver hier op het oog heeft.
Wij behandelden het Nederlandse rechtsstelsel en voor zover al van
de praktijk van een rechtsstelsel kan worden gesproken, wordt die
niet geschreven door de landmeter van het Kadaster, doch door de
rechter. De rechter ontleent aan gegevens van de landmeter slechts
het vermoeden, dat de aangewezen grens dezelfde is als de juridi
sche grens, die ontstond op het moment van overschrijving van de
akte.
Een rechterlijke uitspraak, volgens welke een grens op het moment
van aanwijzing aan de landmeter ontstond, kan Anneveld niet noe
men. Ook in de wet is voor de opvatting van Anneveld geen steun
te vinden.
Het door de schrijver genoemde art. 3.4.2.2 Nieuw Burgerlijke Wet
boek heeft dezelfde strekking als het huidige art. 1369 Burgerlijk
Wetboek en is in dit verband van geen belang. Bovendien wordt
het artikel door de schrijver verkeerd geciteerd. Het zegt niet, zoals
Anneveld beweert, dat onroerend goed met voldoende bepaald
heid in de transportakte moet worden omschreven, doch dat het
onroerend goed met voldoende bepaaldheid in de titel moet wor
den omschreven. Met titel wordt hier gedoeld op de overeenkomst,
die aan de transportakte voorafgaat.
Het artikel betreft dus de obligatoire fase en niet de zakenrechtelijke
fase van de eigendomsovergang. Deze fase wordt beheerst door
art. 671 Burgerlijk Wetboek, volgens welke eigendom overgaat op
het moment van overschrijving van de transportakte. Een wettelijke
bepaling, dat eigendom overgaat door aanwijzing aan de landmeter
van het Kadaster, bestaat niet en daarom kan ook nooit door die
aanwijzing een precieze eigendomsgrens ontstaan.
Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat de schrijver het
slachtoffer is van verwisseling van praktijk en recht.
Tenslotte willen wij nog een opmerking maken ten aanzien van het
commentaar van de schrijver op de kritiek van Boon en Quee. Hij
behandelt daarbij de verjaring en komt tot de volgende conclusie:
,,Als de eigendom van een strook grond door verjaring is tenietge
daan, is ook het daaruit afgeleide hypotheekrecht tenietgedaan".
Deze opmerking is zowel onbegrijpelijk als onjuist. Eigendom wordt
door verjaring niet tenietgedaan, doch gaat over op de nieuwe ge
rechtigde. Hypotheek, als zijnde een zakelijk recht, blijft ongewij
zigd op het betreffende onroerend goed rusten. Van automatisch
tenietgaan van het hypotheekrecht kan geen sprake zijn.
mr. W. Louwman
mr. H. G. J. M. Beckers
In mijn eerste naschrift heb ik herhaald, dat het ontstaan van een
grens een groeiproces is en geen gebeurtenis. De eigenaren heb
ben bij de inschrijving van de akte in de openbare registers meestal
een grensstrook in gedachten en vaak ook nog bij de aanwijzing
aan de landmeter. Strikt gesproken is in werkelijkheid zelfs altijd
sprake van grensstroken. Grenzen met strookbreedte nul bestaan
alleen in theorie. Ik vraag mij dan ook af wat Louwman en Beckers
onder een „precieze grens" verstaan.
De praktijk van het stelsel van zekerheidsverschaffing omtrent
eigendomsgrenzen van onroerend goed berust op wet, jurispruden
tie en handelwijzen van bij die praktijk betrokken functionarissen
(met name notaris en landmeter). Wet en jurisprudentie geven wei
nig eisen, waaraan bij het ontstaan van grenzen moet worden vol
daan. Daarom zijn de handelwijzen van de betrokken functionaris
sen zo belangrijk. Die werkzaamheden zijn in het voorgaande uit
voerig besproken.
Naar aanleiding van de tweede reactie van Louwman en Beckers
zal ik nogmaals verduidelijken, dat de werkwijzen van notaris en
landmeter niet in strijd zijn met wet en jurisprudentie.
Het goederenrecht is als gesloten stelsel relatief sterk op de wet ge
baseerd, maar bepalingen over de vereiste omschrijving van stuk
ken grond zijn spaarzaam. Art. 3.4.2.2 Nieuw Burgerlijk Wetboek
betreft de vereisten voor overdracht van goederen. (Dit artikel
wordt niet door mij verkeerd geciteerd, maar Louwman en Beckers
citeren mij onjuist; ik spreek namelijk niet over „voldoende be
paaldheid in de transportakte", maar over „voldoende bepaaldheid
bij de overdracht"). Voor een geldige eigendomsoverdracht zijn
volgens art. 3.4.2.2, lid 1 vereist levering, een geldige titel (waar
over hieronder meer) en beschikkingsbevoegdheid. In art. 3.4.2.2,
lid 2 staat, dat bij de titel het goed met voldoende bepaaldheid moet
zijn omschreven. Uit beide leden samen volgt, dat het goed bij de
overdracht met voldoende bepaaldheid moet zijn omschreven. Art.
400
NGT GEODESIA 85