ip l DRIEHOEKSMETING 1. 3. 4. Tijd: 100 min. Maak een schets van de stereografische projectie in Nederland. Benoem alle belangrijke punten, bogen en lijnen. Geef aan in welke gebied(en) lijnvergroting of lijnverkleining op treedt. Leg uit wat lijnvergroting en lijnverkleining betekenen. Maak een schema van de drie meest bekende projectievlakken. Maak een tweede schema van de drie meest bekende projectie methoden op de vlakken uit het eerste schema. Teken en benoem de verschillende standen, die de projectie- vlakken ten opzichte van de aardas kunnen aannemen. Teken en beschrijf hoe men in principe een hoekmeetfout in een veelhoeksmeting opspoort. Stel de normaalvergelijking op van de lijn door de punten A en B. Bereken, met het juiste teken, de afstanden van de punten P en Q tot de lijn door A en B. Gegeven: punt x y A 134,66 709,25 B 945,23 255,00 P 36,77 141,23 Q 845,48 675,66 Door A, B, C en D gaat een cirkel. Bereken loodlijn DD' CIVIELE TECHNIEK Bijlage AC' 4,00 AD' 9,00 AB 13,00 CC' 3,00 Tijd: 100 min. f - 1. Gegeven: 1. Het dwarsprofiel en de situatie van een dijkje. 2. Twee op elkaar aansluitende sloten. 3. Het begin van een opritje naar het dijkje. De sloot eindigt tegen het dijktalud. Gevraagd: Teken op de bijlage: a. de aansluiting van de sloten b. de beëindiging van de sloot c. de aansluiting van het opritje. 2. Rechthoekige duikers van beton worden meestal samengesteld uit prefab-elementen. Waarop worden deze gefundeerd, waarvan hangt dat af? In welke omstandigheden past men voorgespannen duikers toe? Welke voegvulling wordt in de verschillende gevallen toege past? Geef een schets van een op staal gefundeerde duiker in een kleigebied, inwendig 1,50 x 2,00 m. Schaal ongeveer 1 20. a. Wat verstaat men onder zicht? Bij A zet men een piket. Welke werkzaamheden kan men met behulp van die rij pi ketten verrichten? Hoe hoog komt dan de kop van de piket? Geef in een afzonderlijk schetsje aan waar men in dit geval het koord spant ten behoeve van het graven van de sloot en zet daarbij de hoogte ten opzichte van NAP. A.8o r» 3. b. o ft O 4. Hoe zal de kraanmachinist moeten handelen ten aanzien van de wijze waarop het koord aan de piketten is bevestigd? (zie vraag 3a.Toelichten met schetsen. 5. De sloot van vraag 3a heeft NAP +2,70 m als bodemhoogte. De taludbak waarmee de sloot wordt gegraven, kan maximaal 1,80 m diep graverïzbnder speciale maatregelen of hulpmiddel. Er zijn twee mogelijkheden om dit probleem op te lossen. Oplossing A heeft betrekking op de wijze van uitzetten. Oplossing B heeft betrekking op een eenvoudig hulpmiddel bij het ontgraven. Geef oplossing A möt behulp van een schets met daarin aan gegeven het uitzetwerk en de benodigde maten. Schets oplos sing B en verklaar de „werking". Welke oplossing verdient de voorkeur en waarom? 6. Van een sloot zijn twee piketten op een afstand van 125 m van elkaar uitgezet om de richting aan te geven van het hart van de bodem (bodembreedte 0,50 m). De sloot wordt gegraven met een hydraulische kraan met taludbak. In de bijlage zijn de piket ten en de terreinhoogten aangegeven. a. Teken de sloot in de situatie (let op: twee schalen!). Teken het lengteprofiel van het maaiveld en van de bodem. b. Geef in beide tekeningen de piketten aan die nodig zijn voor het graven (h.o.h. 25 m). Noteer bij elke piket de hoogte van de kop ten opzichte van NAP. Hoe wordt het koord aangebracht? NB: De taludbak heeft een maximale graafdiepte van 1,80 m. NB: Zie ook de volgende vraag. 7. Bereken de hoeveelheid te ontgraven grond van de sloot van vraag 6. Zet de berekeningen ordelijk op. Voor de berekening per profiel mag de gemiddelde maaiveldhoogte worden aange houden. Als de uitlevering 20 volumeprocenten bedraagt, hoeveel moet dan worden vervoerd? De gebruikte vrachtwagens vervoeren een vracht grond volgens onderstaande figuren. 5, T>o «v*. 1. So f Hoeveel vrachten moeten worden gereden? Als deze grond na het storten en verdichten 305 m3 bedraagt, is er dan sprake van negatieve uitlevering? Je antwoord toe lichten. NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 26