echter, dat dit leidt tot perceptie van soms kleinere, soms aan zienlijke discrepanties tussen gewenste en feitelijke output. De tweede component is een beweging naar aanpassing van de produktie-organisaties. Gegeven een bepaalde output, welke taken dienen dan te worden uitgevoerd en hoe organiseren we die taken? Op welk niveau binnen de overheidsorganisatie kunnen deze taken het best worden uitgevoerd, centraal of decentraal? Hoe kan de particuliere sector eventueel worden ingeschakeld bij de produktie? Wat is de meest doelmatige inrichting van de produktie? Beant woording van deze vragen leidt tot een gewenste situatie die in aanzienlijke mate kan afwijken van de bestaande situatie en poten tieel aanleiding kan geven tot aanzienlijke organisatorische veran deringen. Mogelijkheden voor afslanking van het overheidsappa raat kunnen langs deze weg worden opgespoord. Daarbij is het een zeer wezenlijke vaststelling, dat sturing van het produktieproces niet automatisch betekent, dat de produktie in eigen hand moet worden gehouden. Omgekeerd echter moet ook worden vastge steld, dat het behoud van sturingsmogelijkheden zekere grenzen stelt aan het afstoten van taken, maar ook aan decentralisatie. Dat deze beweging, met de beide genoemde componenten, zeer pro minent aanwezig is in het huidige denken over en handelen met de overheidsorganisatie, blijkt uit vele activiteiten in het kader van de zogenaamde „grote operaties", waarmee worden bedoeld: her overweging, deregulering, decentralisatie, privatisering en reorga nisatie van de rijksdienst. De directie Overheidsorganisatie en -automatisering speelt hierin een belangrijke rol. De taakstelling van de directie luidt volgens de Staatsalmanak: ,,De ontwikkeling van het beleid betreffende organisatie en infor matievoorziening bij de rijksdienst en uitvoering van een aantal daaruit voortvloeiende algemene, interdepartementale en inter- bestuurlijke activiteiten Het is niet toevallig, dat organisatie en informatievoorziening hier in één adem worden genoemd. Wanneer we de overheid beschou wen het zogenaamde informatieparadigma volgend als het systeem dat het grotere geheel, dat we maatschappij noemen, bestuurt, volgt hieruit, dat informatievoorziening een conditio sine qua non is voor het functioneren van de overheid. In veel gevallen zou het daarom beter zijn om te spreken van „Organisatie van de informatievoorziening" in plaats van „Organisatie èn informatie voorziening", zeker omdat een groot deel van de overheidsorgani satie moet worden beschouwd als een informatiefabriek, dus een organisatie waarvan de informatievoorziening het hoofdproces is. De organisatie van het Kadaster is daar een uitstekend voorbeeld van. Onder de directie Overheidsorganisatie en -automatisering ressor teren ook een drietal operationele diensten, hetgeen uit de zojuist geciteerde taakstelling niet direct blijkt. Naast de wellicht wat min der bekende Centrale Archief Selectiedienst in Winschoten, zijn dat het Rijkscomputercentrum in Apeldoorn en het Computer Centrum Limburg in Heerlen. Deze beide computercentra zijn in vastgoed informatiekringen zeker niet onbekend. Dat de directie momenteel bezig is met een herstructurerings- en privatiseringsoperatie voor het Computer Centrum Limburg, kort weg CCL genoemd, mag ook bekend worden verondersteld. Het CCL zal in de huidige vorm binnenkort ophouden te bestaan. De in tentie is, dat de systeemhuisactiviteiten in een nieuwe onder neming, Circle Information Systems BV, zullen worden geconti nueerd. Voor een periode van drie jaar zullen in deze onderneming participeren: Philips Telecommunicatie en Informatie Systemen, de Industriebank LIOF en de Staat. Een wetsontwerp voor de regeling van de deelneming van de Staat is in oktober 1985 door de Raad van State van een advies voorzien en zal binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het voornemen is, dat dit nieuwe systeemhuis na de periode van deel neming door het LIOF en de Staat een volle dochter wordt van Philips, echter met een eigen identiteit. Circle Information Systems gaat zich als systeemhuis richten op de particuliere en de over heidsmarkt. Een kleinere eenheid voor de ontwikkeling en de ex ploitatie van systemen voor gemeentelijke toepassingen zal, naar het zich thans laat aanzien, in een gemeenschappelijke regeling overgaan naar een aantal Limburgse gemeenten. Een derde deel tenslotte, waarin de mainframe toepassingen worden geconcen treerd, zal binnen de organisatie van de rijksoverheid blijven voort bestaan. De samenwerking hiervan met de organisatie van het Rijkscomputercentrum is momenteel onderwerp van studie. Overi gens is voor dit mainframe exploitatiegedeelte nu en in de naaste toekomst de exploitatie van het kadastrale registratiesysteem AKR een zeer belangrijk element in het activiteitenpakket. Uit het bovenstaande blijkt dat binnen de directie Overheidsorgani satie en -automatisering de gevolgen van heroverweging, decentra lisatie en privatisering aan den lijve worden ondervonden. Ten aan zien van de rekencentra binnen de organisatie van de rijksoverheid NGT GEODESIA 85 speelt bovendien nog de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie „Overheidsbestedingen op het gebied van de informa tietechnologie", in de wandelgangen beter bekend onder de naam „Commissie-Pannenborg". Belangrijke aangrijpingspunten daarin zijn de bestuurlijke invloed van klantorganisaties op het beleid van de rijksrekencentra en de inschakeling van de particuliere sector bij de technische realisatie van informatiesystemen. Op de betrokkenheid van het beleidsvormende deel van mijn direc tie bij de zojuist geschetste globale bewegingen van en in de over heidsorganisatie wil ik nu wat dieper in gaan, ook toegespitst op de organisatie van de vastgoedinformatievoorziening. Deze betrokkenheid komt onder andere tot uiting in een aantal coördinerende activiteiten, die uiteraard zijn afgeleid van de coördi nerende bevoegdheden van de bewindslieden voor Binnenlandse Zaken op het gebied van organisatie en informatievoorziening. Het denken over de coördinatie op het gebied van de informatievoorzie ning heeft zich de laatste jaren geëvolueerd. Vroeger vond die coör dinatie vooral plaats door adviezen aan de politieke leiding via de interdepartementale en interbestuurlijke adviesorganen Advies commissie voor de Rijksdienst (ARD) en de Bestuurlijke Overleg commissie voor de Overheidsautomatisering (BOCO). De laatste jaren worden de coördinerende bevoegdheden op bepaalde, min of meer afgebakende, terreinen van de informatievoorziening toege kend aan bewindslieden van andere departementen. Zij worden daartoe geadviseerd door ter zake ingestelde adviesraden voor de informatievoorziening op deze specifieke terreinen. Binnen die adviesraden en hun commissies komt dan de betrokkenheid van de directie terug in een ondersteunende rol. Uiteraard kunnen ook vanuit die positie elementen van de algehele beleidscoördinatie op het gebied van de informatievoorziening worden ingebracht. Dit verleggen van de coördinerende bevoegdheden in combinatie met de instelling van adviesraden, gedeeltelijk nog in een voor lopige vorm, is voor een aantal gebieden gerealiseerd, waaronder die van de informatievoorziening over natuurlijke personen en niet- natuurlijke rechtspersonen. De voorlopige Raad voor de Vastgoed informatie, kortweg RAVI, is medio 1984 geïnstalleerd. Begin 1985 is de jongste tak aan dit coördinatiestelsel toegevoegd in de vorm van een voorlopige adviesraad voor de informatievoorziening op het gebied van voertuigen, waarvoor de Staatssecretaris van Ver keer en Waterstaat is aangewezen als coördinerend bewindsman. Op de taakstelling van de RAVI, het werkprogramma en de uitvoe ring daarvan hoef ik, na de inleiding van drs. D. F. van der Mei, niet meer in te gaan. Met de instelling van de RAVI is een aanzienlijke impuls gegeven aan het tot stand komen van een beleidsvisie met een breed draag vlak op de vormgeving van de vastgoedinformatievoorziening voor de komende decennia. Dat kan voor een niet onaanzienlijk gedeelte worden toegeschreven aan de specifieke gerichtheid van een der gelijk adviesorgaan op een bepaald afgebakend gebied. Hierdoor is het veel beter mogelijk om de juiste vorm van betrokkenheid van de organisaties die zich op zo'n terrein bewegen, te realiseren. Dit be treft overigens niet alleen overheidsorganisaties. De relatie met de particuliere sector enerzijds als medeproducent van informatie, anderzijds als afnemer van overheidsprodukten en -diensten is in een dergelijke constructie goed in te bouwen. In dit verband zou ik terug willen grijpen op het eerste deel van deze inleiding: welke produkten worden eigenlijk van de overheid ver wacht? Een toenemende oriëntatie op de cliënten is in zijn alge meenheid op zijn plaats. Geldt dit wellicht ook voor de producenten van vastgoedinformatie binnen de overheid? Hebben kadastrale systemen zich in het verleden wellicht ook te veel autonoom, te weinig met de ogen gericht op de afnemers buiten de overheid, ontwikkeld? Bewegingen in de wereld van de vastgoedinformatie voorziening zullen in de toekomst cliëntgericht moeten plaats vinden en, voor zover de directe afnemers van informatie binnen de overheid zijn gesitueerd, geldt dit mutatis mutandis ook. De uitein delijke afnemers van de gerede produkten zijn te vinden in de maat schappij. De analyse van informatiebehoeften op het gebied van vastgoed dient plaats te vinden door in de eerste plaats vast te stellen welke informatie benodigd is, gezien de functies die de overheid naar de maatschappij op dit terrein geacht wordt te vervullen. Een tweede stap is te bepalen op welke wijze door onderscheidene producenten van informatie binnen de overheidsorganisatie het meest doel treffend en doelmatig in deze behoefte kan worden voorzien. Dupli catie moet daarbij uiteraard zoveel mogelijk worden vermeden; in beginsel moeten gegevens slechts eenmaal worden verzameld en vastgelegd. De huidige technische mogelijkheden voor gegevensdistributie zijn zodanig, dat geografische en organisatorische scheiding van verza melen, verwerken en verstrekken van informatie geen negatieve in- 435

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 13