Informatiebeleid, als combinatie van de elementen informatie en beleid is te omschrijven als het bij voortduring verzorgen van de kaders waarbinnen de gegevensstromen rond een organisatie (dus inkomend, uitgaand als in de organisatie zelf) zich moeten af spelen. We zien dan ook, dat in toenemende mate gemeenten er toe overgaan een informatiebeleid te formuleren. Dat wil overigens niet zeggen, dat de plaatsbepaling van de informatievoorziening of het informatiebeleid daarmee in de gemeenten al eenduidig is be paald. De ene gemeente is daarmee verder dan de andere. Op het gebied van het gemeentelijk informatiebeleid is er sprake van het zoeken naar wegen en methodieken om informatievoorziening als beleidsinstrument beter te kunnen hanteren en in te bedden in het geheel van het gemeentelijk beleid. Hoewel informatiebeleid zeer breed kan worden opgevat door er zaken als voorlichting, het mediabeleid en de documentaire infor matievoorziening toe te rekenen, wil ik mij hier beperken tot het beleid dat zich richt op de informatievoorziening ten behoeve van administratieve en beleidsondersteunende processen. Het informatiebeleid van de gemeentelijke overheid is vaak opge bouwd rond een viertal kristallisatiepunten, namelijk: persoonsinformatie: vastgoedinformatie; informatie over maatschappelijke objecten; middeleninformatie. In deze inleiding zullen worden behandeld de vastgoedinformatie als onderdeel van het gemeentelijk informatiebeleid en de vast goedinformatievoorziening tussen overheden. Een bekende definitie van vastgoedinformatie luidt als volgt: „Vastgoedinformatie is informatie over alle reële en virtuele objec ten die een vaste plaats ten opzichte van het aardoppervlak bezit ten". Over deze reële en virtuele objecten kan nogal wat informatie worden verzameld, bijvoorbeeld over de ligging, de oppervlakte, de rechtstoestand (zowel de zakelijke als de publiekrechtelijke), de in deling en het gebruik. Vastgoedinformatie zou vanuit de gemeentelijke praktijk kunnen worden omschreven als informatie die noodzakelijk is om een grond-, ruimtelijk-, huisvestings-, stadsvernieuwings-, verkeers- en milieubeleid te kunnen voeren en bepaalde daarvan afgeleide taken te kunnen verrichten. In Rotterdam wordt bij vrijwel elke vergade ring van het college van B&W of de gemeenteraad een groot deel van de agenda in beslag genomen door onderwerpen waarbij vast goedinformatie een rol speelt in de besluitvorming, zoals aankoop van panden, pacht, verhuur, bestemmingsplannen of wijzigingen daarvan, en investeringsprogramma's. Vastgoedinformatie is voorts van belang vanwege de financiële belangen die er voor de gemeente op de genoemde terreinen mee zijn gemoeid. Zo kent het grondbedrijf, dat een onderdeel vormt van de portefeuille die ik be heer, een omzet van ettelijke honderden miljoenen per jaar. Wanneer we de gemeentelijke taken en beleidsterreinen de revue laten passeren, is de conclusie dat bij een groot aantal daarvan vastgoedinformatie onontbeerlijk is. Zonder die informatie kan geen enkele gemeente beleid voeren of gemeentelijke taken naar behoren verrichten. Voor een deel is de gemeente voor haar eigen inkomsten, namelijk die welke afkomstig zijn uit de onroerend- goedbelastingen, rechtstreeks afhankelijk van deze informatie. Vanwege deze essentiële functie van vastgoedinformatie voor het gemeentelijk beleid moet deze dan ook worden aangemerkt als basisinformatie en vormt vastgoedinformatie een van de kristallisa tiepunten binnen het gemeentelijk informatiebeleid. Uit deze opsomming van gemeentelijke beleidsterreinen en taken, waarbij vastgoedinformatie onontbeerlijk is, blijkt dat bij een aantal daarvan meer overheden, in de rol van toetser of medefinancier van het gemeentelijk beleid, dan uitsluitend de gemeente zijn betrok ken, bijvoorbeeld op het terrein van de ruimtelijke ordening, de woningbouw en het verkeer en vervoer. Dat leidt ertoe, dat bij de totstandkoming en uitvoering van het beleid informatie tussen de betrokken overheden moet worden uitgewisseld. Ook voor andere doeleinden heeft met name het Rijk een grote behoefte aan vast goedinformatie. De gemeenten en de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers zijn in Nederland de twee grootste producenten van ge gevens over vastgoed. In het algemeen kan worden gezegd, dat de gemeenten gegevens over vastgoed produceren, die betrekking hebben op het gebruik, het beheer, de bestemming en de inrichting van vastgoed. Het gaat dan om gegevens die meestal via de adres aanduiding toegankelijk zijn. Het Kadaster produceert gegevens welke inzicht geven in de zakelijke rechtstoestand van vastgoed en voorts is deze Dienst producent van kaartmateriaal. (Dit laatste overigens in veel gevallen in samenwerking met de gemeenten en de nutsbedrijven.) Kenmerk van de informatie die het Kadaster pro duceert, is dat deze toegankelijk is via de perceelaanduiding. De situatie waarin sprake is van twee primaire bronnen van basisge gevens over vastgoed, leidt ertoe dat zich bij de informatievoorzie- 438 ning over vastgoed tussen overheden problemen voordoen. Deze problemen zijn van informatietechnische, organisatorische, juridi sche en financiële aard. Ten gevolge daarvan is deze informatie voorziening minder efficiënt en effectief dan mogelijk zou zijn. In het 10e rapport van de BOCO zijn deze problemen uitgebreid beschreven. Om deze problemen tot een oplossing te brengen en de informatievoorziening over vastgoed nader te structureren, heeft de BOCO in de vorm van een structuurplan een aantal aanbe velingen gedaan om de vastgoedinformatievoorziening nader vorm te geven en zo de efficiëntie en effectiviteit te vergroten. De tot standkoming van deze structuur diende in de opvatting van de BOCO te worden begeleid door een adviesraad waarin de belang hebbenden zijn vertegenwoordigd. Hiertoe is de RAVI in het leven geroepen. Hierna zal in het kort worden aangegeven wat de gemeentelijke opvatting is over de voorgestelde structuur voor de vastgoedinfor matievoorziening en de oplossingen die zijn gesuggereerd voor de problemen welke zich thans voordoen. De informatietechnische problemen hebben onder andere betrek king op het feit, dat binnen de overheid allerlei begrippen niet een duidig zijn gedefinieerd, bijvoorbeeld het begrip woonverblijf of het waardebegrip. Dit leidt tot het dubbel verzamelen van gegevens en tot problemen bij de interpretatie ervan. De informatievoorziening verliest hierdoor aan effectiviteit, zowel binnen de gemeente zelf als tussen overheden. De gemeenten steunen dan ook het streven om te komen tot uniforme omschrijvingen van een aantal basisbe grippen, zodat voor alle verzamelaars en gebruikers van vastgoed informatie op dit punt eenduidigheid ontstaat. Voor de gemeenten zal dit het effect moeten hebben, dat er sanering plaatsvindt van de onophoudelijke stroom van informatievragen van het Rijk. Vragen om gegevens door het Rijk in een van de uniforme definitie afwij kende vorm zullen dan niet meer kunnen worden gehonoreerd. Dat zou immers het opnieuw verzamelen van gegevens inhouden, wat vanuit een oogpunt van doelmatigheid moet worden tegengegaan. De rijksoverheid zal mijns inziens niet gelukkig zijn met de invoering van deze uniforme begripsomschrijvingen. De diverse rijksdiensten die gebruik maken van vastgoedinformatie, zullen immers hun informatiebehoefte op elkaar moeten afstemmen. En waar een andere commissie-Vonhoff de afstemming bij het Rijk op het terrein van regelgeving vergelijkt met een carnavalsoptocht, zal ook voor de coördinatie van de informatiebehoefte op rijksniveau een derge lijke vergelijking kunnen worden gemaakt. De informatietechnische problemen hebben voorts te maken met de kwaliteit van de gegevens, dat wil zeggen de mate waarin deze actueel en betrouwbaar zijn. De beste garantie voor de kwaliteit van de gegevens over vastgoed kan worden bereikt door deze zo dicht mogelijk bij de bron te verza melen, te beheren en te verstrekken. Dit betekent, dat bijhouding en verstrekking van deze gegevens door de gemeente dient te ge beuren. Dat heeft een aantal voordelen. De controle op de juistheid van de gegevens kan eenvoudig worden gerealiseerd, omdat de afstand tussen verzamelaar en het object van registratie immers gering is. Een volgend voordeel is, dat verstrekking van deze gege vens aan de burger plaatsvindt op het bestuurlijk niveau dat het dichtst bij de burger staat. Een derde voordeel is, dat de gegevens worden verzameld, beheerd en verstrekt op de plaats waar sprake is van het meest intensieve en actuele gebruik. De kwaliteit van de gegevens, de actualiteit en de betrouwbaarheid nemen sterk toe, omdat een wisselwerking ontstaat tussen informatie, organisatie en het gebruik, zowel door de burger als de gemeentelijke overheid. In deze directe band met de cliënt wordt de kwaliteit door de laatste geëist. De informatievoorziening over vastgoed kent ook een aantal pro blemen op het gebied van de regelgeving. Het gaat dan met name om wetten en wetsontwerpen waarin bepalingen met betrekking tot de registratie van gegevens over vastgoed zijn opgenomen. Bij het bespreken van dit juridische knelpunt wordt slechts inge gaan op de ontwerp-Kadasterwet. De VNG heeft in 1983 aan de vaste kamercommissie voor justitie een commentaar gezonden over de ontwerp-Kadasterwet. Ik wil een aantal elementen uit dat commentaar nog eens noemen. Zo wordt in de ontwerp-Kadasterwet in meer dan de helft van de arti kelen verwezen naar nog op te stellen Algemene Maatregelen van Bestuur. De gemeenten weten daardoor niet waar zij in de praktijk met de nieuwe wet aan toe zullen zijn. Bovendien wordt in het ont werp op geen enkele plaats gesproken over het gemeentekadaster en de relatie daarvan met het rijkskadaster, terwijl in onze opvatting het gemeentekadaster toch een complement van het rijkskadaster moet zijn. Uit het ontwerp blijkt de rijkskadastrale registratie een „open ended system" te worden. Er is geen sprake van een limita tieve opsomming van de gegevenselementen die de registratie be vat. Op een later moment kunnen er gegevens aan worden toege voegd. Wanneer dat gebeurt kan men zich afvragen of de gemeen- NGT GEODESIA 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 16