Forumdiscussie Binnenkort start het tweede privatiseringsonderzoek voor de Dienst, dat moet worden gezien als een uitwerking van het eerste. Het betreft een onderzoek naar de wijze, waarop de voorgestelde vergroting van de uitbesteding van landmeetkundige en kartogra- fische werkzaamheden moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet aangeven, hoe, onder bepaalde voorwaarden ten aanzien van het betrokken personeel, in een periode van circa vijf jaar het be drag aan uitbesteed werk van acht naar dertig miljoen gulden op jaarbasis kan stijgen. Dit onderzoek zal eenmaal aangevangen binnen een half jaar moeten zijn afgesloten. De aanbevelingen van de commissie-Pannenborg laten een beter beeld zien. Grotere inschakeling van het Kadaster bij het invoeren van nieuwe mogelijkheden op het terrein van de informatica wordt mogelijk. Het Kadaster is immers een gegevensbank, waar iedereen mee te maken heeft. Het beheert gegevens van groot maatschap pelijk belang. Het Kadaster is een aantrekkelijke partner, wanneer het gaat om de beproeving in de praktijk van nieuwe toepassingen voor de industrie. De Dienst heeft dit gemerkt met de proef naar een mogelijke inpassing van de beeldplaat in de werkprocessen van de afdelingen Bewaring en Juridische Zaken en merkt het bij de be langstelling voor zijn ervaring op het gebied van de automatische kaartvervaardiging. De onlangs in Leeuwarden gehouden dag over de mogelijkheden van de digitale Grootschalige Basiskaart van Nederland mocht zich verheugen in een grote belangstelling bij bestuurders en uitvoerenden. Samenvattend heeft de Dienst in de bestuurlijke context, waarin hij opereert, de komende jaren vooral te maken met twee bewe gingen: enerzijds is hij partij, waar het gaat om een grotere mate van uitbesteding van landmeetkundige en kartografische werk zaamheden, anderzijds is hij een aantrekkelijke partner in de samen werking tussen overheid en bedrijfsleven op informaticagebied. Het is aan de Dienst vooral dit laatste waar te maken. Het derde onderwerp betreft de vraag, welke invloed de geschetse ontwikkelingen hebben voor het Kadaster als organisatie. Hierbij kunnen twee bewegingen worden onderkend: enerzijds is het Kadaster door nieuwe werkmethoden in staat zich vanuit het verzamelen van gegevens meer op het verstrekken van gegevens te richten. Aan de andere kant worden de werkzaamheden door het daardoor ontstane meer open karakter van het werk van de Dienst kennisintensiever. Om nieuwe vormen van dienstverlening en een bredere kring van afnemers van het kadastrale produkt te realise ren, moet men inzicht hebben in het werk van de ander en de wijze, waarop informatie van het Kadaster hierbij zou kunnen helpen. Door de toenemende invoering van moderne technische middelen in alle afdelingen van de Dienst kunnen weliswaar nieuwe mogelijk heden voor dienstverlening ontstaan. Het stelt echter extra eisen aan de mensen van het Kadaster. De technische mogelijkheden worden alleen ten volle benut, als ieder in de Dienst ze waar wil maken. Ondanks alle technische mogelijkheden zijn het immers uit eindelijk de mensen, die het doen. Zij alleen zijn het, die ervoor kunnen zorgen, dat het niet bij mogelijkheden blijft. De nieuwe technische middelen alleen zijn geen garantie voor succes. Invoe ring ervan eist, dat tevens voldoende aandacht wordt gegeven aan het klantgericht met deze middelen omgaan. Dit klantgericht functioneren is vitaal voor het Kadaster in de komende jaren. De Dienst levert een basisprodukt. Derden gebrui ken dit produkt bij hun werkzaamheden. De kwaliteit van de gege vens van het Kadaster moet zodanig zijn, dat dit niet op andere plaatsen in de overheidsorganisatie tot onnodig werk leidt. Klant gericht werken betekent in mijn visie begrijpen, waarvoor de pro- dukten van de Dienst worden en kunnen worden aangewend, en vervolgens hiernaar werken. Klantgericht functioneren betekent nóg meer meedenken met de afnemer van het kadastrale produkt en dit vertalen in nieuwe mogelijkheden. Invoering van nieuwe technische middelen heeft ook gevolgen voor de organisatie van de Dienst. De automatisering bij het Kadaster maakt aanpassingen in deze organisatie nodig. Ik acht het mijn ver antwoordelijkheid ervoor te zorgen, dat de personele consequen ties van de invoering van nieuwe technische middelen in de Dienst op de korte en de middellange termijn zo goed mogelijk worden op gevangen. Dit kan omscholing en bijscholing van personeel op rela tief grote schaal inhouden en het mogelijk inzetten van mensen op andere plaatsen in de organisatie. Om de mogelijkheden van het Kadaster in de huidige bestuurlijke context te realiseren, is er meer kennis nodig over wat de afnemers wensen en de Dienst kan leveren. Dit komt niet alleen naar voren bij de ontwikkeling naar een opener functioneren van de Dienst, maar ook bij het leren van de vaardigheden die nodig zijn om de nieuwe middelen te kunnen gebruiken in het dagelijkse werk. Bij het laatste en zeker niet minst belangrijke onderwerp, namelijk de betekenis van de geschetste ontwikkelingen voor de gebruikers en mogelijke gebruikers van de kadastrale produkten, moet onder scheid worden gemaakt tussen de gebruikers van de registratieve gegevens van het Kadaster en die van grootschalig kaartmateriaal. Door de toenemende beschikbaarheid van gegevens uit de kadas trale registraties in geautomatiseerde vorm zullen langzamerhand nieuwe diensten worden ontwikkeld voor gebruikers en potentiële gebruikers van registratieve gegevens van het Kadaster. Een eerste proef met nieuwe mogelijkheden wordt gedaan bij een notariskantoor. Hier is een terminal geïnstalleerd, zodat direct ten kantore van de klant informatie betreffende de kadastrale registra tie kan worden ingewonnen. Als in december 1985 de gegevens van de gehele provincie Zeeland in geautomatiseerde vorm aanwezig zijn, wordt verder onderzocht, in hoeverre bij andere, private en publieke organisaties, als banken, makelaardij en gemeenten, behoefte bestaat aan nieuwe vormen om met kadastrale gegevens te werken. Door het uitvoeren en in de praktijk realiseren van kleine begrensde projecten zal geleidelijk een ruimere kadastrale dienstverlening en daardoor vergroting van de klantenkring zijn beslag krijgen. Deze wijze van aanpak heeft voordelen voor zowel de afnemer als voor het Kadaster. De afnemer krijgt snel en goed inzicht in de voor hem relevante mogelijkheden. Het Kadaster begrijpt beter de wensen en de eisen die worden gesteld. Het is een aanpak, die uitgaat van samenwerking tussen afnemer en leverancier van gegevens. Wat betreft de grootschalige kaartvervaardiging zal het op termijn mogelijk zijn in elke vestiging te beschikken over automatisch kaar tenvervaardigende apparatuur. Afnemers zullen voor de keuze komen te staan, of zij zoals nu kaarten moeten afnemen, of alleen de op een tape, disk of anderszins opgeslagen kaartgege vens. In het laatste geval gaan zij beseffen, dat het doelmatig is hun produktieprocessen meer af te stemmen op die van producent van de basiskaart. Opleiden, adviseren over het gebruik en zo nodig te rugvallen bij calamiteiten is dan eenvoudiger. Gebruiker en vervaar diger van het kaartprodukt gaan mogelijk intensiever samenwerken dan voorheen. Vanuit het Kadaster zal al het mogelijke worden ge daan om deze nieuwe vormen van samenwerking gestalte te geven. Ook hier zal de voorkeur liggen voor een aanpak vanuit klei ne in doel begrensde projecten. Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de lezingen van drs. D. F. van der Mei, drs. M. P. W. C. van Veen, dr. J. M. Linthorst en mr. ir. C. J. Remijnse. Het forum bestaat uit de heren Remijnse, Linthorst en Blaauw. De discussie werd geleid door ing. W. Eimers. Eimers opent de discussie met twee vragen aan Remijnse: Rietman vraagt nader in te gaan op het klantgericht handelen in relatie tot de oproep dat kaartvervaardigers zich moeten aanpassen aan de produktieprocessen van het Kadaster. Volgens hem is dit strijdig. Volgens De Ruijter wil het Kadaster de behoefte van zijn klanten leren kennen om zodoende hun werkzaamheden op die be hoefte af te stemmen. Gaat het echter om het verstrekken van digi tale kaartbestanden (GBKN), dan wordt gesteld dat die klant zich moet afstemmen op de producent Kadaster). Hierbij doelt hij niet op de digitale vorm van de opslag. Remijnse had al verwacht, NGT GEODESIA 85 dat zou worden ingegaan op het inconsequente van de zaak. Het Kadaster kan volgens hem als vervaardiger van de GBKN als trend setter worden beschouwd, maar acht overleg met kaartvervaardi gers in andere instanties mogelijk. Uiteraard kan geen rekening worden gehouden met de wensen van alle 750 gemeenten, maar het Kadaster staat door zijn klantgericht denken open voor sug gesties. Mevrouw Hoogendoorn merkt op dat, als de klant wil beta len, hem kan worden geleverd wat hij vraagt, waarop Remijnse ant woordt dat het Kadaster zó klantgericht is, dat in principe altijd wordt ingegaan op dergelijke wensen! 441

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1985 | | pagina 19