Forumdiscussie het noodzakelijk dat de beheerkaarten vooraf nauwkeurig en volle dig zijn bijgewerkt. Dit is geen gemakkelijke opgave, omdat naast het inlopen van de revisie-achterstand ook veelvuldig overleg met de leidingenbeheerder nodig is om de alfanumerieke informatie aan het juiste grafische object te koppelen. Uit de bijwerking en controle van de beheerkaarten komen vragen naar voren, die het nodig kunnen maken ondergrondse verkennin gen uit te voeren. Het tegelijk invoeren en bijwerken van bijvoor beeld een beheerkaart met een aantal schetsen en kladjes levert niet alleen een veel te laag produktietempo op, ook blijkt dat de kwaliteit achteruitgaat. Juist bij een geautomatiseerd systeem kan men ervan uitgaan, dat deze conversieslag de laatste zal zijn en dus aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen. Bovendien is met een inter actief grafisch systeem een veel hogere nauwkeurigheid te bereiken dan met welk handmatig systeem dan ook. Onvolkomenheden in de registratie zullen dan ook onbarmhartig naar voren komen. „Wie een puinhoop in de computer stopt, krijgt er in het gunstigste geval een geautomatiseerde puinhoop uit", is zeker met het oog op de leidingenregistratie een waarheid als een koe! Het conversieplan is mede gebaseerd op het aannemen van bepaal de waarden, zoals de „computertekentijd" en de „systeemrevisie- tijd". In verband met een correcte evaluatie van het conversieplan is het nodig de beheerkaarten te classificeren naar moeilijkheids graad. Ook zal het leerproces en de ontwikkeling van de mede werkers tot allround tekenaars nauwkeurig moeten worden bijge houden. Hierdoor is het mogelijk het conversieplan voortdurend te toetsen aan de werkelijkheid. Het kan wellicht nodig zijn een aantal zaken bij te sturen om te voorkomen, dat bijvoorbeeld de conversie ernstig vertraagt. Het alsnog uitbesteden van een deel van de con versie zou dan een oplossing kunnen zijn. Bij de start van de werkzaamheden met het interactieve grafische systeem treden onherroepelijk kinderziekten op. Onvolkomenhe den in de programmatuur zijn in de testperiode door de controle geglipt en bezorgen nu veel overlast. Na enige dagen zijn deze pro blemen opgelost en kan er redelijk ongestoord worden gewerkt. Hierbij moet echter worden opgemerkt, dat vooral in het begin veel problemen kunnen optreden. Dit geeft dan een behoorlijke vertra ging aan de voortgang van het project. Conclusie In het begin van deze inleiding stelde ik dat er iets gaat veranderen en inderdaad zal dat gaan gebeuren. Na jaren van stilstand komt er nu een radicale verandering in het vakgebied van de leidingen- registratie. Het is fascinerend om aan deze vernieuwing mee te werken en bij het Gemeentelijk Energiebedrijf te Utrecht zijn we er van overtuigd dat het een goede toekomst gaat worden. De teken kamer zal steeds meer uitgroeien tot een informatiecentrum en een zeer belangrijke schakel vormen in de bedrijfsprocessen. Een lange, moeilijke weg ligt nog voor ons, vol valkuilen en hob bels. Stap voor stap komen we echter dichter bij ons doel: de in voering van het Distributie Informatie Systeem. Deze weg kan ech ter alleen succesvol worden afgelegd, als de belangen van de medewerkers van de tekenkamer een zeer hoge prioriteit hebben. Alleen dan is het mogelijk om de „ver van mijn bord show" te doen omslaan tot de „alles wordt anders show"! Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de lezingen van ir. J. C. P. de Kruif, ir. H. J. G. L. Aaiders, ing. R. H. G. Borssen en W. Visser. De discussie werd geleid door ing. W. Eimers. Oosthof vraagt Visser of de veranderde werksituatie tot verhoging van het functieniveau en daardoor tot een hogere motivatie heeft geleid. In het algemeen wordt zijns inziens de leidingtekenaar te laag ingeschaald (maximaal functie 3). Visser vindt eveneens, dat de functie in het algemeen te laag wordt gewaardeerd. Bij het GEB is de waardering overigens redelijk goed ingepast met andere technische functies. Het werken met een in teractief grafisch systeem betekent echter geen verzwaring; de functiewaardering is daardoor voorlopig niet aangepast. Na een jaar vindt een evaluatie plaats, waarbij naar zijn verwachting de functiewaardering zal worden verhoogd (van 9 naar 11). De reden hiertoe is, dat van een totaal andere verantwoordelijkheid sprake is door de rechtstreekse koppeling van grafische met alfanumerieke informatie. Als bijvoorbeeld een tekenaar een kabel wijzigt, wijzigt ook het alfanumerieke bestand. Dit inzicht vraagt een ander, hoger niveau. Rietman stelt dat de ARTOL-objectcodering niet gecompliceerd is in tegenstelling tot wat De Kruif beweerde. De Kruif zegt dat de codering er op het eerste oog gecompliceerd uitziet en dat hij bedoelde te zeggen dat het integraal invoeren veel werk zal kosten, wat zijns inziens mede blijkt doordat de codering niet integraal is ingevoerd. Rietman blijft van mening dat de codering niet extra gecompliceerd is en dat deze consequent is doorgevoerd; bovendien hoeft deze slechts eenmaal te worden ingevoerd en blijkt de codering bij de bij houding een grote steun te zijn. Daarbij werd deze informatie even eens opgenomen op het klassieke veldwerk. Horssiusvraagt hoe Aaiders, gezien het LKI als grafisch systeem in digitale vorm, dan de verzameling attributieve gegevens ziet, die vaak geen attribuut van het grafisch gegeven zijn, en wat hij denkt van de kosten voor verzameling èn bijhouding van deze gegevens in bijvoorbeeld een bebouwde kom. Hij noemt als voorbeeld de gegevens die worden opgenomen betreffende de nauwkeurigheid. Aaiders neemt de kadastrale kaart als voorbeeld, omdat deze pro blematiek daar sterker naar voren komt. Na kaartconversie zullen de gegevens door digitalisering in het bestand worden opgenomen. Zij krijgen dan het kenmerk grafische nauwkeurigheid. Bij bijhou ding worden de metingen aan grondslagpunten opgehangen. Deze hebben in het algemeen een terrestrische nauwkeurigheid. De al dus ontstane grenzen hebben een hogere nauwkeurigheid, waar door het bestand aan kwaliteit wint, wat kenbaar wordt door het nauwkeurigheidskenmerk. Hij geeft aan dat de kosten beperkt zul len zijn, omdat de betreffende gegevens overwegend door automa tische processen in het bestand zullen worden opgenomen. NGT GEODESIA 86 Horssius meent dat dit bij gedifferentieerde gegevensinwinning tóch arbeidsintensief is, bijvoorbeeld bij de bijhouding moeten al deze gegevens toch weer één voor één aan de elementen worden gehangen. Hij vraagt zich af waarom deze gegevens in het bestand zitten, als er alleen maar een grafisch produkt wordt gemaakt; het veldwerk is altijd nog aanwezig, en dat is toch de bron van al deze gegevens. Aaiders wijst erop dat ook dan deze gegevens overwegend auto matisch aan het bestand worden toegevoegd. Bij de conversie is het uiteraard wel zo, dat grens voor grens moet worden nagegaan wat de nauwkeurigheid is, en dat moet worden aangegeven op welke wijze de grens wordt geconverteerd. Dit staat los van het verkrijgen van een digitaal bestand, dat moet ook bij de analoge werkwijze worden gedaan. De discussieleider geeft in overweging deze discussie voort te zet ten bij de proefprojecten LKI. De Weerd vraagt aan Borssen hoe de uitwisseling van gegevens met KADOR is geregeld. Borssen geeft ten antwoord dat beiden IGOS-apparatuur hebben, zodat uitwisseling geen probleem oplevert. Daarbij geldt dat de ge meente de gebouwen opneemt en het Kadaster de grenzen aan de gebouwen vastlegt en vervolgens in haar bestand opneemt. Oor spronkelijk zouden de gegevens op diskette worden geleverd, later is dit veranderd in het leveren van analoge kaarten. De Weerd vraagt zich af of bij het onderzoek van de gemeente om tot een systeem te komen, samenwerking met het Kadaster in de argumentatie is betrokken. Borssen antwoordt dat dit niet het geval is geweest, aangezien het Kadaster niet over digitale kaarten beschikte. Overigens wordt wel gebruik gemaakt van gemeenschappelijke grondslagpunten en is er een verdeling in het meetwerk, zoals hij al heeft gezegd. De Weerd vraagt hoe de revisiemetingen worden verwerkt en of er een beheerkaart wordt gemaakt na de verwerkingen. Borssen antwoordt dat het dan gaat om de normale 1 500 basis- kaart en dat daarvan de revisiemetingen in het digitale bestand wor den verwerkt. Het Kadaster krijgt hieruit de laag gebouwen. Overi gens heeft het Kadaster van deze nieuwe bladen ook alleen analoge kaarten. Wubbe merkt op dat de helft van de provincie Utrecht is voorzien van een GBKN. Sinds drie jaar zijn besprekingen gaande om ook voor Amersfoort tot een GBKN te komen. Het Kadaster zal daarbij de helft van de kosten voor rekening nemen, de nutsbedrijven een vierde en de gemeente een kwart. Met de gemeente Amersfoort wordt gesproken over de waarde van het kaartmateriaal om de financiële regeling tot stand te brengen. Het wachten is nu daarop. 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 19