- - - bale indicatie van de investering in apparatuur. Uit deze tabel blijkt, zoals in het begin reeds is opgemerkt, dat de definitie van inter actief grafisch systeem soms nogal ruim is geïnterpreteerd. Tevens blijkt de grote verbreidheid van Intergraph, IGOS en Tektronix. De Tektronix systemen zijn al wat ouder en zullen vermoedelijk de komende jaren worden vervangen (tabel 7). 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 aantal 3 0 8 4 4 2 6 6 Tabel 7. Jaar van aanschaf. totaal gemeente provincie Rijk overige leverancier 3 3 0 0 0 eigen aanpassing 18 9 D 3 6 zelf ontwikkeld 11 5 1 2 3 van collega's 1 0 1 0 0 Tabel 8. Wie levert software? In tabel 8 wordt aangegeven door wie de software voor deze syste men wordt ontwikkeld; of deze wordt aangeschaft, zelf wordt ont wikkeld, of dat aangeschafte software wordt aangepast aan de eigen behoefte. Het blijkt, dat het merendeel van de software zelf is ontwikkeld of tenminste is aangepast aan de eigen behoefte. totaal gemeente provincie Rijk overige landmeetk. dienst 29 14 2 4 9 autom. afdeling 10 2 0 2 6 leverancier 16 8 0 1 7 Tabel 9. Wie past software aan? Tabel 9 laat zien, dat deze aanpassingen voor een groot deel door de landmeetkundige dienst zelf worden uitgevoerd, of samen met de automatiseringsafdeling of de leverancier. argument aanschaf totaal gemeente provincie Rijk overige tijdwinst 27 13 2 3 9 doorlooptijd 13 8 2 3 nieuwe produkten 12 6 1 5 overige 17 9 1 3 4 Tabel 10. Argumenten voor aanschaf. Het belangrijkste argument voor de aanschaf van een systeem is blijkens tabel 10 de tijdwinst in de produktie van een kaartbestand. toepassing totaal gemeente provincie Rijk overige produceren kaart 31 17 2 4 8 produceren leidingsituatie 13 2 2 9 kleinschalige kartografie 11 5 1 5 digitaal bestand 20 11 3 6 rekentechniek 26 13 2 3 8 hoogtemetingen 20 8 2 1 9 Tabel 11. Toepassingen. Tabel 11 laat zien waarvoor het systeem wordt gebruikt. Uit de resultaten van de enquête kan worden geconcludeerd, dat de landmeetkundige diensten duidelijk op weg zijn naar automati sering van kaartvervaardiging en in mindere mate naar de opbouw van digitale bestanden. Bekend is dat sommige diensten bezig zijn met de conversie van het grafische kaartbestand naar digitale bestanden. Voorbeelden hiervan zijn de grote gemeenten Rotterdam, Utrecht en Amster dam. Andere diensten werken aan automatisering van de kaart vervaardiging; zij beperken zich feitelijk tot de nieuwe kaarten die zij moeten vervaardigen. Dit laatste proces is relatief eenvoudig, omdat er goede automatisch registrerende opnameapparatuur, reken- en tekenprogramma's en plotters bestaan. Tafelcomputers en de moderne personal computer kunnen hierbij uitstekend wor den toegepast. Ook de bijhouding van deze digitale bestanden is goed mogelijk. Automatisering werkt bij deze vorm van kaartver vaardiging en bijhouding duidelijk kostenbesparend en geeft een tijdwinst bij de produktie. Anders ligt het bij de bestaande kaarten en deze vormen helaas de bulk. De inspanningen van meer dan 100 jaar landmeetkunde zijn namelijk vastgelegd in de vorm van gra fische kaarten. Conversie naar een digitale vorm is een kostbaar proces. Bij dit alles moet men zich afvragen waarom men tot auto matisering overgaat. Als sprake is van kaartvervaardiging dan is het antwoord eenvoudig, nl. kostenbesparing en tijdwinst. Bij de op bouw van een digitaal bestand is dit minder eenvoudig en hangt het antwoord samen met het doel waartoe grootschalige basiskaarten worden vervaardigd en met de mogelijkheden die digitale bestan den bieden deze doelen beter te kunnen vervullen. Zoals bekend worden de door de landmeetkundige diensten ver vaardigde kaarten voor vele, uiteenlopende, doeleinden gebruikt. Door de gebruikers wordt de kaart aangevuld met voor de gebrui ker van belang zijnde informatie, bijvoorbeeld de leidingenbeheer der, die op basis van de grootschalige basiskaart zijn beheerkaart met de ligging van de leidingen vervaardigt, of de stedebouwkun- dige die het bestemmingsplan ontwerpt. Als deze gebruikers dit kaartgebruik hun eigen werk willen automatiseren, dan zal er een digitaal topografisch bestand moeten zijn. Een digitale groot schalige kaart is dus geen doel op zich, maar is een noodzakelijk hulpmiddel voor de automatisering van het kaartgebruik. Zo'n bestand kan verder mogelijkheden bieden voor het vervaardigen van allerlei thematische kaarten (zie hiertoe de rapporten SSVI „Digitale Topografie voor gemeenten"). De leidingenbeheerders, de nutsbedrijven, de stedebouwers en de beheerders van de weg en het openbaar groen zijn momenteel de belangrijkste gebruikers. Bij de nutsbedrijven zijn reeds enkele be drijven gestart met de automatisering van de leidingenregistratie (de ligging van de leidingen) en de bij de leiding behorende bedrijfs informatie (type, jaar van aanleg, capaciteit enz.). Vele andere nutsbedrijven hebben vergevorderde plannen voor automatisering. Problemen bij de automatisering van de leidingenregistratie zijn: 1De enorme hoeveelheid bestaande tekeningen waarop zowel liggingsgegevens als informatie omtrent de hoedanigheid van de leiding is vermeld. 2. De noodzaak te beschikken over een goede digitale kaart. Aan deze digitale basiskaarten worden door de gebruikers, zoals de nutsbedrijven, verschillende eisen gesteld: 1Het bestand zelf, de digitale topografie, moet up to date, volle dig, voldoende nauwkeurig, betrouwbaar en relevant zijn. Het digitale bestand moet dus voldoen aan de eisen die aan een goede grootschalige basiskaart worden gesteld. 2. Het bestand moet kunnen worden uitgewisseld; de informatie uit het computersysteem van de landmeetkundige dienst moet kunnen worden overgebracht naar het computersysteem van het nutsbedrijf, wat riekt naar een nieuwe conversie. Hiertoe zou in Nederland het SUF-formaat (standaard uitwisselings formaat) kunnen dienen. Wel zal de huidige beschrijving van dit uitwisselingsformaat nog moeten worden verbeterd en uitge breid. Hieraan zal onder meer de Commissie Topografische Basisbestanden van de voorlopige Raad voor Vastgoedinforma tie (RAVI) aandacht besteden. Uitgangspunt moet zijn, dat de gebruiker de digitale kaartbestanden op zijn eigen computer systeem moet kunnen toepassen, zonder verlies van informatie. 3. Het bestand moet voor het nutsbedrijf geschikte selectiemoge lijkheden hebben. Dit stelt hoge eisen aan de gebruikte classifi catie en codering. Hiertoe is een classificatie opgesteld door de Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinformatie, welke thans wordt beheerd door het Kadaster. Er ontstaan echter conflict situaties tussen de topografische classificatiemethode en de be hoefte van de gebruikers. Een nutsbedrijf bijvoorbeeld wil in een aantal gevallen alleen de voorkant van de bebouwing aangevuld met de aanzetten van de gevelscheidingen, dus slechts de helft van de bebouwing. Topografisch wordt dit onderscheid niet ge maakt. Een ander voorbeeld is een heg die tevens kant weg is; voor de landmeetkundige kaart zal de code „heg" worden ge bruikt, het nutsbedrijf wil „kant weg". Een ander probleem vormen de oppervlaktecoderingen waaraan de beheerders van wegen en groen behoefte hebben. Zij willen weten waar de ga zons liggen, hoe groot deze zijn, enz. Een mogelijke oplossing voor dit soort problemen is de codering te gebruiken die voor het ARTOL-project is gekozen. Deze code bevat naast de aan duiding van de lijn zelf, een aanduiding van het oppervlak links en rechts van de lijn. Dit vraagt echter een grote inspanning. Rotterdam heeft deze gecompliceerde code slechts gedeeltelijk toegepast. 4. Het bestand moet uniform van opbouw zijn; de topografische bestanden van gemeenten en/of Kadaster moeten niet essen tieel van elkaar verschillen. Hiertoe zullen door de Commissie Topografische Basisbestanden van de RAVI voorstellen worden gedaan. 4 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 6