ra' Fig. 2. Hoogtelijnenkaart van het testgebied in de Ardennen boven noord). Hoog telijnenkaart Als basis voor de aanmaak van het digitale terreinmodel en het reliëfmodel diende een topografische kaart 1 25 000. Door het digitaliseren van het hoogtelijnen patroon van deze kaart (interval van de hoogtelijnen 20 m) werden de hoogtegegevens in de computer ge bracht. Het digitaliseren vond plaats met de digitizer van het IGS en gebeurde in de zgn. point-mode, d.w.z. de operator bepaalde welke punten werden geregistreerd. Deze werden vervolgens opgeslagen in een datafile met x-, y- en z-coördinaten. De nauwkeurigheid van deze datafile wordt o.a. beïnvloed door de kwaliteit van de topografische kaart, de werkwijze van de operator (werknauwkeurigheid en de door hem/haar toegepaste generalisatie: de puntdichtheid) en de nauwkeurigheid van de digitizer zelf. Weergave van het reliëf op grafisch beeldscherm Ten einde met het CAD AM P-systeem het terrein te kun nen presenteren, zijn een aantal bewerkingen op boven genoemde datafile met x-, y- en z-coördinaten nodig, leder oppervlak wordt door CADAMP beschreven als een zogenaamd B-splinevlak. Deze presentatievorm kan worden bereikt in twee bewerkingen: a. omzetten van de hoogtegegevens naar een matrix van punten die, geprojecteerd op het horizontale vlak, een regelmatig netwerk (rooster/grid) vormen; b. aan de hand van dit oppervlak een B-spline-oppervlak berekenen, dat de roosterpunten benadert en dat tevens voldoet aan een „gladheidscriterium". a. Onder een regelmatig netwerk of rooster wordt een matrix verstaan van Nx kolommen en Nv rijen, die be staat uit locaties (X, Y, Z). Deze coördinaten moeten het door ons beschouwde rechthoekige terrein benaderen. Dit terrein heeft een lengte van Xmax-Xmin en een breedte van Ymax-Ymin. De onderlinge afstand tussen de roosterpunten in de X-richting noemen we Dx en in de Y-richting Dy. De afmeting van de roosterhokjes volgt nu uit: Dx (Xmax-Xmin) Nx Dv (Ymax - Ymin) Nv De X- en Y-coördinaten van de roosterelementen wor den: x (lx, ly) Xmin (lx-y2) Dx Y (lx, lv) Ymin (lv-y2) Dv waarbij lx 1Nx en ly 1Ny Het probleem is nu gereduceerd tot het bepalen van de juiste hoogte (de z-coördinaat) voor ieder roosterhokje waarin het landschap is verdeeld. Hiertoe is een algo- rithme ontwikkeld, dat berust op lokaal aangepaste con- volutie van de gemeten data. De bepaling van de z- coördinaat gaat met dit algorithme als volgt: eerst wordt aan die roosterhokjes (lx, ly), waarbinnen een of meer gemeten punten liggen, eenvoudigweg de z-coördinaat Z (lx, ly) <Z> toegekend, de gemiddelde z-waarde van de betreffende meetpunten. Een aantal hokjes zal nu nog geen z- waarde hebben. Om deze toch te kunnen toekennen, worden naburige hokjes beschouwd, die wèl een z-coör- dinaat hebben. Zo wordt voor ieder leeg hokje (lx, ly) een geheel getal N 0 bepaald, zodat voor minstens een van de hokjes in het vierkante gebiedje (lx+ I, ly J), met I, J -N,..., N de z-coördinaat bekend is. Daarna wordt dit vierkant uit gebreid tot (lx+ I, ly J), met I, J -INT(N*R)INT(N*R) Aan het hokje (lx, ly) wordt tenslotte toegekend: Dit is het gemiddelde van de niet-lege hokjes binnen het meer uitgebreide vierkant, waarbij bovendien aan iedere bijdrage een kleiner gewicht wordt gegeven naarmate het overeenkomstige hokje verder van het centrum van het vierkant ligt. De waarde van R (de „range" van het convolutieproces) is van invloed op het uiteindelijke resultaat van de con versie. Kiezen we R 1, dan kunnen ongewenste scher pe vormen in het landschap ontstaan. Heeft R een grote waarde (bijvoorbeeld >2), dan zullen sommige markan te hoogteverschillen in het terrein worden weggemid- deld. De volgens bovenstaande methode verkregen gridfile levert een blokvormig terrein op (fig. 3). Er bestaan alter natieve methoden om een roosteropdeling te krijgen vanuit niet-geordende 3d-gegevens [3, 4]. De door ons gehanteerde methode heeft het voordeel, dat deze enigszins is geoptimaliseerd naar de data die worden in gevoerd en weinig computertijd kost. Het resultaat heeft echter, net als dat van andere methoden, een generalise rende invloed op het uiteindelijke landschapsbeeld. In de conversieformules is het namelijk moeilijk, zoniet on mogelijk, om met alle details in het terrein rekening te houden. De geologische en geomorfologische proces sen en de invloed van de mens die het uiterlijk van het hedendaagse landschap bepalen, laten zich moeilijk in formules vatten. b. Het CADAMP-systeem kan de roostercoördinaten Z (lx, ly) gebruiken om een vloeiend oppervlak Z F (X, Y) te berekenen als benadering van het oorspronke lijke terrein. Het systeem gebruikt daarvoor de zgn. B- splinefuncties Bp in een formule die in principe de vol gende gedaante heeft: Z F (X, Y) l Z (lx, ly) BI (X) BP (Y) lx=1,Nx ly=1,Nv F is daarmee een gewogen gemiddelde van roosterpun ten in de omgeving van (X, Y). De functies Bp zijn zo danig, dat F (X, Y) wordt opgebouwd als stukjes poly- noom-oppervlakken van graad g, terwijl tevens geldt dat 84 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 10