op ieder punt van het oppervlak de (g-1)-de afgeleide continu is. Dat wil zeggen dat g een maat is voor de „gladheid" van het oppervlak. In de praktijk wordt meestal de graad g 3 gebruikt voor B-splinefuncties. Voor meer mathematische details over deze functies wordt verwezen naar [5, 61. Een belangrijke eigenschap van B-splinefuncties is, dat ze „variation diminishing" zijn, d.w.z. dat de kromming, geïntegreerd over het hele oppervlak, minimaal is bij een gegeven benaderingsnauwkeurigheid. Wil men een nauwkeuriger benadering van de oorspronkelijk geme ten punten van het terrein, dan kan men g kleiner kiezen (tot g 1een bilineaire interpolatie). Wil men juist een meer vloeiend verloop van het oppervlak, dan zal g gro ter dan 3 moeten worden gekozen. Hoe de benaderings nauwkeurigheid afhangt van Nx, Ny en g, wordt verdui delijkt in fig. 3 en 4. Na enige experimenten kan worden geconcludeerd, dat een goede weergave van het terrein wordt verkregen met de volgende combinatie van para meterwaarden: R 1,1, N„ Nv 60, g 2 of 3. De toe gepaste overdrijving van de verticale schaal van het model (z-waarde) is 4. Bij de isometrische afbeelding van het terrein kan men zich afvragen hoe sterk deze over drijving moet zijn om de terreinvormen duidelijk te kun nen zien. Dit blijkt te worden beïnvloed door de horizon tale schaal en het doel van het model. De uiteindelijke keuze blijft echter een subjectieve zaak. Naast deze isometrische terreinmodellen zijn ook terrein modellen met schaduwering en in kleur vervaardigd. ./jiHllli»I Ku\;V>V,<V;V:: Fig. 3. Oblieke isometrische afbeelding van het DTM (links noord). In de tekening zijn de punten van de gridfile in de x-richting door rechte lijnen met elkaar verbonden. Dit komt overeen met de keuze van g= 1 voor de B-splinegraad. Fig. 4. Zelfde afbeelding als fig. 3, maar met Ó-splinegraad g 3 (links noord). NGT GEODESIA 86 Deze kleurenrasterbeelden zijn gemaakt met het gra phics raycasting programma [7], en werden weergege ven op een kleurenbeeldbuis met een oplossend vermo gen van 512 bij 512 pixels. Het terreinmodel kan vanuit willekeurige richtingen worden bekeken, in iedere door de gebruiker gewenste kleur en oppervlakteruwheid (dof tot zeer glimmend). Ook de positie en de sterkte van de lichtbron kan naar believen worden ingesteld (meerdere lichtbronnen zijn ook mogelijk). Als alle parameters zijn ingesteld, berekent het programma in ongeveer 100 mi nuten een beeld als in fig. 5 en 5a. De gekozen kleuren van het terrein, de achtergrond, de steden en de rivier kunnen achteraf nog worden bijgesteld. Wil men tot een optimale presentatievorm komen, dan moet worden op gemerkt, dat men niet vrij kan beschikken over het totale kleurenpalet van de gebruikte terminal, daar niet alle kleurencombinaties relevante beelden opleveren. Fig. 5a. Zelfde afbeelding als fig. 5, maar vanuit een andere hoek (rechts noord). IReliëfmodel Een geheel andere manier om het terrein uit de reliëfdata zichtbaar te maken, is de aanmaak van een reliëfmodel of maquette. Hierbij is gebruik gemaakt van een nume riek bestuurde freesmachine (fig. 6). Om dit te realise ren, worden voor het CADAMP-B-spline-oppervlak zo genaamde „cutter location" coördinaten berekend, die een drie-assige NC-freesbank besturen. Uit een blok kunststofschuim (polyurethaan) kan zo de vorm van het terrein ontstaan, het zgn. reliëfmodel (fig. 7). Met de door ons gebruikte machine is een afmeting van maxi maal 75 x 50 x 45 cm haalbaar. De schaling van de z- richting kan uiteraard binnen deze grenzen vrij worden gekozen. Het gebruikte schuim vergaat snel wanneer het aan zon licht wordt blootgesteld, zodat conservering noodzake lijk is. Aangezien polyurethaan een zgn. open celstruc tuur bezit, is het mogelijk om middels een vacuüm door het model heen een folie aan te zuigen. Hiertoe wordt het model in een vacuümvormmachine geplaatst (fig. 8). De styreenfolie boven het model wordt zodanig ver warmd, dat het uiterst plastisch wordt. Vervolgens wordt het model in de folie gedrukt, terwijl tegelijkertijd de lucht tussen de tafel en de folie wordt weggezogen. De folie wordt hierdoor nauwsluitend om het model ge- 85

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 11