Fig. 8. Het werkingsprincipe van de vacuümvorm-machine.
model zichtbaar blijven. Het beste resultaat werd tot nu
toe verkregen met vrij dunne folie (ongeveer 1 mm),
schuim met een dichtheid van 100 kg/m3 en een over
drijving van viermaal de z-waarde.
Bij de juiste apparatuur kan de folie, voordat deze over
het model wordt gezogen, worden bedrukt met een
kaartbeeld (bijvoorbeeld een topografische kaart). Bevat
het schuimmodel een groot reliëfverschil, dan zal de folie
op onvoorspelbare plaatsen sterk worden uitgerekt, zo
dat vreemde vervormingen in het kaartbeeld kunnen op
treden. Met een speciaal voor dit doel vervaardigde
vacuümpers kan dit probleem deels worden onder
vangen, maar het door ons gebruikte apparaat wordt
normaliter gebruikt ten behoeve van gebruiksvoorwer
pen. Een alternatief is om achteraf op de folie het kaart
beeld aan te brengen door het te betekenen of door plak-
symbolen aan te brengen [8]. Fig. 9 geeft hiervan een
voorbeeld.
Literatuur
1. Yoeli, P., Digital terrain models and their cartographic and
cartometric utilisations. Cartographic Journal vol. 19 (19831 no.
1, p. 17-22.
2. Broek, J. J., CADAMP, Computer Aided Design And Model
Production. Proc. DECUS 1984. Amsterdam, september 1984,
p. 397 - 405.
3. Stefanovic, P. et al.Computer assisted relief presentation.
ITC-Journal 1984 no. 1, p. 40 - 47.
4. Vergeest, J. S. M. et al., Kommunicatie tussen ongelijksoortige
CAD/CAM systemen. Proc. CAPE '85, Amsterdam, mei 1985,
p. 608 - 624.
5. Gordon, W. J. et al., B-spline curves and surfaces. In: R. E.
Barnhill et al., Computer aided geometrical design. New York:
Academic Press, 1974.
6. Boor,C. de, A practical guide to splines. New York, Springer
Verlag, 1978.
7. Jansen et al., Fast previewing techniques in raster graphics.
Proc. Eurographics 1983, Zagreb 1983, p. 195-202.
8. Ryerson, C. C., Relief-model symbolization. American Carto
grapher vol. 11 (1984) no. 2, p. 160 - 164.
Fig. 9. Het reliëfmodel afgewerkt met folie, waarop vervolgens een kaartbeeld is aangebracht.
NGT GEODESIA 86 87