92 in orde is), reorganisatie van de gegevens, overzich ten over het gebruik van ruimte, van DMS1100 en van de gegevens. - DMS1100 voldoet aan de CODASYL-standaard, dus de programmatuur kan ook werken als een ander DBMS wordt gebruikt, mits dit ook aan deze stan daard voldoet. - Het met meer gebruikers gelijktijdig benaderen van gegevens, of dit juist voorkomen, is goed geregeld. Dit is eenvoudig te gebruiken in de programmatuur. - Een logische beschrijving van en de onderlinge samenhang tussen de gegevens is vereist bij het ge bruik van een DBMS. Dit zorgt ervoor, dat vooraf een duidelijke structuur van de gegevens aanwezig is. Nadelen: - De DBMS-routines veroorzaken een zekere over head, omdat ze voor algemeen gebruik dienen en niet zijn toegespitst op een speciale functie. - Extra gegevens worden opgeslagen om het DBMS de mogelijkheid te geven gegevens weer terug te vin den. Dit veroorzaakt extra gebruik van het achter grondgeheugen. Stapsgewijze bouw De realisatie van ORSNAP heeft, onder tijdsdruk, in twee stappen plaatsgevonden. In de eerste stap werden die delen gebouwd, die het oude programmapakket GEOTND vervingen, omdat de Philips-computer op een bepaalde datum werd afgestoten. Van de structuur wer den alleen de volgende gegevens gebruikt: - bladen teksten bladmutaties; - merken teksten; - NAP-hoogten. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met toekom stige uitbreidingen, zodat deze betrekkelijk eenvoudig zouden zijn aan te brengen. In de tweede stap werd het mogelijk gemaakt projecten en teksten en totale merkge- gevens te verwerken. Daarnaast moest een microfiche bestand worden gemaakt en bijgehouden. Om niet bij iedere wijziging van een gegeven onmiddellijk een nieu we microfiche te hoeven maken of periodiek alle fiches te moeten vervangen, is een tussenoplossing gekozen. Intern wordt bij de bladgegevens bijgehouden welke ge gevens zijn gewijzigd. Per blad wordt per groep van 200 merken geregistreerd of bij die merken een wijziging heeft plaatsgevonden. Op afroep worden die groepen van merken en onderliggende gegevens, waarvan is ge registreerd dat er iets is gewijzigd, op magneetband ge zet. Van de gegevens op magneetband worden elders microfiches gemaakt. Batch en demand-gebruik van het systeem Het merendeel van de gegevens wordt in grote groepen aangeboden om te worden verwerkt. Het systeem is daarom batch-georiënteerd. Om toch in demand te kun nen werken, is een soort interactieve wijze van invoeren mogelijk. Hierbij wordt transactiegericht gewerkt. De transactie is één regel met de maximale grootte van een kaart; in feite is het een invoerkaart. De transactie heeft een vast formaat. De opbouw van dit formaat is per transactie op te vragen aan het programma. Wordt de te verwerken transactie aangeboden, dan wordt deze eerst gecontroleerd en vervolgens verwerkt. Bij een fout wordt een foutmelding teruggegeven en kan de trans actie na verbetering in zijn geheel weer worden aange boden. Bij verwerking wordt het resultaat van deze actie gemeld. Overdracht van gegevens Voor het overdragen van gegevens naar vervolgpro gramma's wordt gebruik gemaakt van een standaard interface. De records op dit interface hebben hetzelfde formaat als de invoerkaarten. De volgorde is strikt hiërar chisch volgens de gegevensstructuur en gesorteerd naar opklimmende sleutelvelden in de records. Beveiliging Om het systeem tegen diverse soorten beschadigingen te beveiligen, zijn er de volgende hulpmiddelen: - De toegang tot het systeem en de gegevens wordt in de programmatuur bewaakt met behulp van de user- identificatie. Per onderdeel van het systeem wordt getest of de gebruiker alleen lees-, dan wel lees- en schrijftoegang heeft. - Regelmatig worden back-ups (kopieën)van het gege vensbestand gemaakt. - De invoer wordt in de computer opgeslagen en ge durende een bepaalde periode bewaard. Zo kunnen met behulp van een back-up en de bewaarde invoer de gegevensbestanden tot ieder willekeurig tijdstip worden gereconstrueerd. - DMS1100 heeft zelf een automatisch herstelmecha nisme (genaamd „rollback-mechanisme"). Bij storin gen van de computer of in de programmatuur treedt dit mechanisme in werking. Het zorgt ervoor dat de gegevensbestanden in de toestand worden terugge bracht van vlak voor de storing. - Een speciaal programma controleert de integriteit. Dit houdt in, dat alle gegevens in de gegevensbestanden op zich worden gecontroleerd en dat de eventuele samenhang tussen de gegevens onderling wordt ge controleerd. Er kan bijvoorbeeld bij één van de hoog ten van een merk worden aangegeven, dat deze hoogte wordt gebruikt voor publikatie. Bij het werk wordt ook zo'n status bijgehouden voor het merk zelf. Deze moeten in dit geval overeenkomen. - DMS1100 heeft een faciliteit om de gegevensbestan den te doorlopen en aan te geven a. waar eventueel fouten zijn; b. de vulling van de bestanden; c. het gemiddeld aantal leesopdrachten dat nodig is om een gegeven op te halen; d. statistieken van het gebruik van gegevens. Hieruit kan worden afgeleid of de gegevensbestan den of delen daarvan moeten worden gereorgani seerd. Acceptatie van het systeem door de gebruiker Het systeem is na ieder van de twee stappen beschik baar gesteld aan de opdrachtgever, tevens enige gebrui ker, en andere belangstellenden om gedurende een vast gestelde periode alle mogelijkheden van het systeem uit te proberen. Dit omvatte: - opsporen van programmatechnische fouten; - toetsen of het systeem voldoet aan de specificaties, en eventueel aanbrengen van wijzigingen; - opsporen, en als dit mogelijk is, realiseren van extra wensen van de gebruiker; - inwerken van de gebruiker in het nieuwe systeem; - totale test van het systeem in een produktie-omge- ving. NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 18