literatuur
8. Pand en hypotheek zijn zekerheidsrechten.
a. Welke kenmerken hebben zij gemeen als zekerheidsrecht?
b. Op welke punten verschillen pand en hypotheek van elkaar?
c. Omschrijf het begrip hypotheeknemer en hypotheekgever.
9. Het burenrecht regelt de rechten en verplichtingen tussen:
a. de eigenaars van naburige erven;
b. de bewoners van een straat;
c. de bewoners van aan elkaar grenzende erven.
Wat is het juiste antwoord?
10. Door een erfdienstbaarheid is het mogelijk om een dak zodanig
in te richten, dat:
a. het water in een gemeenteriool loopt;
b. het water op de openbare weg loopt;
c. het water over het erf van de buurman loopt.
Wat is het juiste antwoord?
11. Voor een mede-eigenaar van een muur is het verboden:
a. er een goot langs te leggen die half over het erf van de
buurman hangt;
b. er balken in aan te brengen;
c. tegen deze muur aan te bouwen.
Wat is het juiste antwoord?
12. Erfpacht is een zakelijk recht om:
a. van een anders goed vruchten te trekken alsof men zelf
eigenaar was;
b. het vol genot te hebben van een aan een ander toebe
horend onroerend goed;
c. om gebouwen, werken of beplantingen te plaatsen op een
terrein dat aan een ander toebehoort.
Wat is het juiste antwoord?
Ruilverkaveling
13. a. Uit welk jaar dateert de huidige Ruilverkavelingswet?
b. Op 7 mei 1985 is de Landinrichtingswet in de Eerste Kamer
aangenomen.
Welke vier vormen van landinrichting noemt deze wet?
c. Wat is de doelstelling van deze wet?
14. a. Door wie kan een wettelijke ruilverkaveling worden aange
vraagd?
b. Bij welke instantie moet deze aanvraag worden ingediend?
15. a. Waarom moeten pachters zich, in tegenstelling tot de eige
naren, laten registreren?
b. Welke instantie is verantwoordelijk voor deze registratie?
16. Welke stukken moeten door de plaatselijke commissie ter in
zage worden gelegd?
17. Wat verstaat men met betrekking tot de ruilverkaveling onder
de onderstaande afkortingen?
a. ATOR
b. ARAK
c. CCC
d. PC
e. RC
f. BBL
18. Welke afdeling bij de Provinciale Directie is nauw betrokken bij
een ruilverkaveling?
19. Welke wijzigingen vonden er per 1 juli 1975 plaats in de huidige
Ruilverkavelingswet?
20. Geef puntsgewijs aan bij welke instantiels) men bezwaar kan
maken tegen het plan van toedeling.
21. Een van de kortingen, die in de ruilverkaveling kunnen voor
komen, is die voor doeleinden van algemeen belang.
a. Op welk artikel van de Ruilverkavelingswet berust dit?
b. Voor welk percentage mag maximaal worden gekort?
22. Kan een eigenaar de landmeter, die ten behoeve van de uitvoe
ring van ruilverkavelingswerkzaamheden het land móet betre
den, de toegang weigeren? Het antwoord motiveren!
LANDMEETKUNDE Tijd: 100 min.
1. a. Wat verstaat men onder een repetitietheodoliet?
b. Wat verstaat men onder een reïteratietheodoliet?
c. Wat verstaat men onder een compensator bij een theodoliet?
2. Geef van de hieronder genoemde foutenbronnen die optreden
bij het meten met de theodoliet, de remedie om, ondanks die
„fouten", een zo goed mogelijk resultaat te verkrijgen.
Verticale hoekmeting:
a. Indexfout.
b. Middelpunt van de randverdeling en de tweede as vallen niet
samen.
c. Onnauwkeurigheden in de randverdeling.
Horizontale hoekmeting:
d. Eerste as niet loodrecht op de tweede as.
e. Vizierlijn niet loodrecht op de tweede as.
f. Richtlijn van het niveau niet loodrecht op de eerste as.
g. Eerste as niet verticaal.
h. Middelpunt van de randverdeling en de eerste as vallen niet
samen.
i. Onnauwkeurigheden in de randverdeling.
3. Bij de toepassing van elektronische tachymetrie gebruikt men
bijna alleen de elektro-optische afstandmeter.
a. Geef kort aan waarom.
b. Zal de elektronische tachymetrie de detailmeting met meet
band en pentagoonprisma in de toekomst verdringen?
Geef een gemotiveerd antwoord.
c. Wat is bij elektro-optische afstandmeters de reden, dat bij
mistig of vochtig weer het maximale meetbereik terugloopt?
d. Wat betekent bij deze afstandmeters „tracking"?
4. a. Wat verstaat men onder hoofdhoekmeting?
b. Wanneer past men hoofdhoekmeting toe en waarom doet
men dit?
c. Bij voorwaartse insnijding moet aan bepaalde voorwaarde(n)
worden voldaan.
Welke zijn dit?
d. Tegenwoordig maakt men voor het bepalen van de meetkun
dige grondslag gebruik van zgn. kringnetten.
Aan welke eisen moet zo'n kringnet voldoen?
5. a. Noem enkele eisen te stellen aan een open veelhoek.
b. Hoe kun je een grove fout in een van de hoeken bij veel
hoeksmeting lokaliseren?
c. Hoe gebeurt dit met een grove fout in de lengtemeting?
6. a. Door welke vier grootheden wordt een coördinatenstelsel
vastgelegd?
b. Hoe zijn deze grootheden gekozen voor Nederland?
7. Oder fotogrammetrie verstaat men het maken van kaarten uit
luchtfoto's.
a. Wat is het principiële verschil tussen een luchtfoto en een
fotokaart?
b. Wat wordt verstaan onder ontschranken?
c. Bij fotogrammetrie maakt men gebruik van zgn. paspunten.
Waarvoor dienen deze?
d. Wat verstaat men onder naverkennen?
e. Wat is een signaliseringsplan en wat vind je erop?
8. Ten behoeve van een fotogrammetrische opname van een weg
moet één strook van 8V2 km worden gevolgen.
Gegeven is verder:
1. Cameraconstante 15 cm.
2. Opnameschaal 1 6200.
3. Langsoverlap 60%.
4. Fotoformaat 23 x 23 cm.
Gevraagd:
a. Bereken de vlieghoogte.
b. Hoeveel opnamen heeft men nodig om deze gehele strook
stereoscopisch te kunnen kaarteren?
c. Hoeveel stereomodellen zijn er?
d. Welk terreinoppervlak wordt op één foto afgebeeld?
De hieronder vermelde tijdschriften kunnen door de lezers
van NGT Geodesia worden geleend bij ing. H. A. Schok. Vak
groep Landmeetkunde van de Landbouwhogeschool, post
bus 339, 6700 AH Wageningen.
Photogrammetric Engineering Remote Sensing
1985-5
Carson, What is a Near-Vertical Photograph? Karara, Close-Range
Photogrammetry: Where Are We and Where Are We Heading? El-
Hakim, A Photogrammetric Vision System for Robots. Meisner,
Lindstrom, Design and Operation of a Color Infrared Aerial Video
System. Eidenshink, Detection of Leaks in Buried Rural Water
Pipelines Using Thermal Infrared Images. LeDraw, Franklin, The
Use of Thermal Infrared Imagery in Surface Current Analysis of a
Small Lake. Clarke, A Comparative Analysis of Polygon to Raster
Interpolation Methods. Nelson, Reducing Landsat MSS Scene
Variability.
1985-6
Anderson, A Combined Photogrammetric and Doppler Adjust
ment. Murphy, Estimating Meighborhood Variability with a Binary
Comparison Matrix. Everitt, Nixon, False Color Video Imagery: A
Potential Remote Sensing Tool for Range Management. Sheffield,
Selecting Band Combinations from Multispectral Data. Lord, Des-
jardins, Dube, Brach, Variations of Crop Canopy Spectral Reflec
tance Measurements Undr Changing Sky Conditions. Schutt,
Kimes, Newcomb, Diurnal Movements of Cotton Leaves Expressed
as Thermodynamic Work and Entropy Changes. Estes, Cressy,
Devirian, Pilot Land Data System.
104
NGT GEODESIA 86