Meting
Na calibratie zijn alle referentiewaarden bekend, waarbij
een van de theodolieten (eerste as) op het nulpunt van
het door het systeem als standaard berekende coördina
tensysteem staat. Indien gewenst, kan nu het coördina
tenstelsel, dat in eerste instantie door de theodolieten is
bepaald (fig. 5), naar het objectcoördinatensysteem
worden getransformeerd. Nadat een bestand voor de
opslag van de meetresultaten is geopend, kan men met
de eigenlijke meting beginnen. De meting wordt door
het programma via menu en opdrachten begeleid. Met
de beide theodolieten meet men successievelijk alle ge
markeerde punten op het object aan. Voor de markering
van de te meten punten gebruikt men zelfklevende
meetmerken, waarvan de dikte aan het systeem kan
worden opgegeven. Vanzelfsprekend wordt dit dan
automatisch in de berekeningen meegenomen.
1
2
x-value
(mm)
0.0000
2650.6866
y-value
(mm)
0.0000
0.0000
z-value
(mm)
0.0000
67.1865
x-angle
(d.ms)
360.0000
360.0000
y-angle
(d.ms)
0.0000
0.0000
z-angle
(d.ms)
179.2522
256.5740
VAx inclin.
17
19
at dir.
(d.ms)
95.4742
351.2324
Status 1
1
1
Status 2
3
3
Status 3
1
1
Fig. 5. Voorbeeld calibratietabel.
Evaluatie
Na de volledige meting van een object kunnen alle geo
metrische elementen worden bepaald, zoals punten, lij
nen, cirkels (ook cirkelboog), vlakken (ook sferische en
cylindrische), enz. Bovendien kunnen rechtheid, vlak
heid, cylindriciteit en dergelijke worden bepaald. De eva
luatie geschiedt volgens de in de DIN norm 7184 vastge-,
legde definities. Heeft men een object meerdere malen
gemeten, dan kan de kwaliteit van het meetresultaat
worden verbeterd met de „best fit" methode. Het
systeem berekent dan op grond van deze meerdere
meetresultaten de optimale oplossing ten opzichte van
een bekende geometrische vorm, bijvoorbeeld een cy
linder.
Meetvoorbeeld
Doelstelling
Het RMS2000 systeem wordt door ESTEC onder andere
gebruikt om de vorm van parabolische antennes te bepa
len (fig. 6). In de hier beschreven metingen betreft dit
het gedrag onder verschillende omgevingscondities van
de parabolische antenne van de Ulysses satelliet, die
ontwikkeld is voor de ISPM (International Solar Polar
Mission). De ISPM is een wetenschappelijk project, dat
gezamenlijk door ESA en NASA (Europese en Ameri
kaanse ruimtevaartbureaus) wordt uitgevoerd. De Ulys
ses, die zonne-onderzoek moet gaan verrichten, zal
volgens planning in mei 1986 worden gelanceerd. De an
tenne met een diameter van 1,65 m dient om de
communicatie tussen satelliet en aarde te verzorgen (af
standen tot 900 km). De metingen met het RMS2000
systeem hebben tot doel de geometrie van de para-
boloïde te bepalen, alsmede de brandpuntsafstand en de
positie van de zender in de houder.
136
.Strong ring.
face plate.
Fig. 6. Meetopstelling.
Beschrijving van de meting
De antenne is voorzien van 29 meetmerken in een regel
matig patroon (fig. 7). De theodolieten worden zo stabiel
mogelijk opgesteld en wel zodanig, dat alle meetmerken
kunnen worden waargenomen en met een snijding van
ongeveer 110° kunnen worden gemeten. Deze 110° is
de optimale hoek; hiervan hangt tevens de basis af,
waarop de theodolieten dienen te worden opgesteld.
Hoewel deze hoek niet al te kritisch is, neemt de nauw
keurigheid toch af indien men hiervan al te veel afwijkt.
Voor de calibratie (fig. 5) en de schaalbepaling wordt
eerst de loodrechtheid van de hoofdassen van de beide
theodolieten bepaald door het meten van de verticale
hoeken in tenminste drie posities. De relatieve oriënte
ring van de theodolieten is dan bepaald door autocolli-
matie van de beide apparaten in twee kijkerstanden.
Voor de bepaling van de schaal worden metingen uitge
voerd met behulp van de carbonfiber basislat. Na beëin
diging van deze meting worden de calibratiegegevens
Fig. 7. Verdeling van de meetmerken.
NGT GEODESIA 86