storingsinvloeden, door atmosfeer of zonnestraling, ondervindt. Daarbij bestudeert men ook niet de onderlinge beweging van vrij drijvende waterdruppels, maar van andere proefmassa's, die bovendien met elkaar verbonden blijven. Onderzoek in deze rich ting vindt op de Afdeling der Geodesie plaats in nauwe samen werking met een Franse groep onderzoekers. 3. Aardgericht ruimteonderzoek Naast de zojuist geschetste toepassing in de geodesie en in de geo fysica is de genoemde methode, de satellietgradiometrie, een ideale aanvulling op een tweede ruimtemethode, de radarhoogte meting. Hierbij worden vanuit een kunstmaan preciese radar- afstandmetingen gedaan naar het zeeoppervlak. Het doel ervan is om uit deze metingen de vorm van het werkelijke zeeoppervlak en zijn veranderingen in de tijd tot op 5 a 10 cm nauwkeurig te bepa len. Dit doel wordt nu al bereikt. Wordt, onafhankelijk ervan, uit de studie van het micro-zwaartekrachtveld, het geïdealiseerde, onver stoorde zeeoppervlak, de geoïde, afgeleid, dan levert het verschil tussen de oppervlakken, het daadwerkelijke en het geïdealiseerde, unieke parameters op voor het bestuderen van de grootschalige oceaandynamica, bijvoorbeeld van stromingen of wervels (fig. 3). Fig. 3. Grootschalige stromingspatronen van de oceanen, afgeleid uit satelliethoogtemeting en de Goddard Earth Model L2 geoïde; in centimeters luit: Geopotential Research Mission). Een zeer ambitieus doel, maar als het slaagt een bijzonder belang rijke bijdrage aan de fysische oceanografie. De reeds langer be staande nauwe samenwerking tussen geodesie en de sectie baan- mechanica van de afdeling der Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek is daarom op dit gebied nog uitgebreid met Nederlandse oceano grafen. De analyse van het micro-zwaartekrachtveld en de satelliethoogte meting zijn twee voorbeelden, die illustreren dat men in het technisch-natuurwetenschappelijke gedeelte van de geodesie kan constateren: „De geodesie ging de ruimte in". Wat zijn hiervoor de redenen? Historisch gezien is de theoretische grondslag van de natuurwetenschappelijke, globale, grootschalige geodesie (hogere geodesie) in de 18e en 19e eeuw gelegd door beroemde natuur wetenschappers, zoals Gauss, Bessel, d'Alembert, Lagrange, Legendre, Laplace, Stokes, Poisson en last but not least Helmert 13]. In de 20e eeuw concentreerde men zich hoofdzakelijk op de verfijning van de theoretische grondslag en op een aanpassing van de modellen aan de hogere meetprecisies. Een echte toepassing op wereldwijde schaal was echter onmogelijk vanwege het gebrek aan wereldomvattende meetgegevens en vanwege de toen nog beperk te rekenfaciliteiten. Met de opkomst van kunstmanen en grote elek tronische rekenapparatuur in het begin van de jaren zestig waren plotseling de praktische belemmeringen uit de weg geruimd en de mathematische en fysische geodesie kwamen na een lange rust periode in een enorme stroomversnelling. Voor het eerst was het mogelijk de klassieke, wetenschappelijke doelstellingen van de geo desie, de bepaling van fysische en meetkundige eigenschappen van de aarde en van de veranderlijke oriëntering van de aarde in de ruimte, met hoge precisie uit te voeren. Met toenemende meet- precisie kon zelfs worden gedacht aan het aantonen van verande ringen van de vorm van de aarde in de tijd. Met dit oorspronkelijk geodetisch gericht onderzoek kwam de geodesie binnen slechts tien jaar ook bij de geofysici enorm in de belangstelling, waarbij de volgende drie raakvlakken kunnen worden genoemd: de variaties van de rotatiesnelheid en de oriëntering van de poolas kunnen in verband worden gebracht met processen aan de kern-mantelgrens binnen de aarde en met interacties van de vaste aarde met zijn hydro- en atmosfeer; door het meten van horizontale verschuivingen van punten zou, voor de eerste keer, één van de belangrijkste verschijnselen van de theorie van de platentektoniek, de beweging van continen tale platen, kunnen worden aangetoond; de kennis van het verloop van het aardse zwaartekrachtveld is, zoals reeds aangeduid, naast de seismiek de belangrijkste infor matiebron over de opbouw van onze aarde. In dit verband kunnen nog enkele andere geodetische ruimteactivi teiten op de Afdeling der Geodesie worden genoemd: Dr. Brouwer, die onlangs hier is gepromoveerd [41, heeft in samen werking met de Stichting Radiostraling van Zon en Melkweg te Dwingeloo het geodetische gebruik van de VLBI methode Very Long Baseline Interferometry) bestudeerd en praktisch getoetst. Met deze methode worden met grote precisie poolbeweging, schommelingen in de rotatiesnelheid van de aarde en de meer grootschalige plaatbewegingen van enige centimeters per jaar waargenomen. De groep satellietgeodesie van prof. Aardoom heeft, samen met de Technisch Physische Dienst, een mobiele satellietlaserafstand- meter ontwikkeld, die momenteel als de meest geavanceerde ter wereld wordt beschouwd. Met deze apparatuur wordt in het kader van een groot internationaal project in de komende jaren een poging gedaan korstbewegingen in het Middellandse Zeegebied te meten. Daarmee hoopt men meer inzicht te krijgen in het mecha nisme van desastreuze aardbevingen die worden veroorzaakt door het zeer complexe bewegingspatroon van de tektonische platen in de botsingszone van het Afrikaanse en het Euroaziatische conti nent [5], Daarnaast wordt ook onderzocht hoe, door een soort oneigenlijk gebruik van een nieuw door de Verenigde Staten geïnstalleerd satellietnavigatiesysteem, GPS genaamd, afstandverschillen tus sen terreinpunten met een nauwkeurigheid van enkele centimeters kunnen worden bepaald. Naast toepassing voor traditionele land meetkundige doeleinden opent deze techniek enorme nieuwe mogelijkheden voor plaatsbepaling en hoogtecontrole ten behoeve van offshore werkzaamheden en voor het precies bijhouden van bodemdalingen op het land. Er valt dus te constateren dat in de laatste jaren een vrij breed opge zet „aardgericht ruimteonderzoek" is ontstaan in Nederland. Zover dit het op de praktijk gerichte gedeelte betreft, is te verwachten, dat de ruimtemethoden een fundamentele wijziging in de dagelijkse praktijk van de zeegeodesie, het vakgebied van prof. De Munck, en van de landmeetkunde met zich meebrengt. Dit was de reden om het toepassingsgerichte gedeelte van het onderzoek in een daar voor speciaal opgezet samenwerkingsverband met alle bij deze ont wikkelingen betrokken overheidsdiensten te plaatsen. Op instru menteel gebied wordt samengewerkt met de afdeling Elektrotech niek. Het zuiver-wetenschappelijke gedeelte dat is gericht op de geodesie en op de toepassing in de baanmechanica, de fysica van de vaste aarde en de fysische oceanografie, gebeurt in nauwe samenwerking met de sectie baanmechanica van de Afdeling der Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek IprofWakker) en binnen Europa in eerste instantie in coöperatie met een Franse en een Westduitse groep. Thematische concentratie, totstandkoming van grotere onder zoekseenheden binnen de TH over afdelingen heen, nauwe inter nationale contacten, verwerven van tweede en derde geldstroom middelen, aansluiting bij moderne technologische ontwikkelingen zijn mooie kreten, die goed passen bij dit soort onderzoek en die aansluiten bij de algemene trend van het wetenschapsbeleid. Of deze trefwoorden echter ook iets zeggen over de kwaliteit van het onderzoek en of ze ook voldoende waarborg bieden voor de ont wikkeling van ons vak als wetenschapsdiscipline op lange termijn en voor een passende plaats van ons vak in de samenleving wordt hieronder nader behandeld. 4. Wetenschappelijke grondslag Aardgericht ruimteonderzoek in de bovengeschetste opzet en met een soortgelijke doelstelling wordt ook elders beoefend. Wat zijn de specifieke kenmerken van onze eigen aanpak en waar werken wij in Delft naar toe? Ik zal proberen de essentie van mijn eigen visie zo kort mogelijk weer te geven. Een van de kerngedachten van de mathematische geodesie is het streven naar overtalligheid. De vorm van een driehoek bijvoorbeeld, is reeds door de kennis van de grootte van twee hoeken vastge legd. De derde kan worden afgeleid, omdat bekend is dat de som van de hoeken gelijk is aan 180°. Door het meten van meer elemen ten dan nodig, bijvoorbeeld de derde hoek, afstanden of afstand verhoudingen, schept men overtalligheid. Dit opent de mogelijk heid om in een vereffeningsproces niet alleen de vorm van de drie hoek te bepalen, maar tegelijkertijd uitspraken te doen over de precisie van de nooit perfecte metingen en het eventueel aanwezig zijn van grove fouten. Media, welke het meetproces beïnvloeden, zoals het zwaartekrachtveld of de atmosfeer, worden door vereen voudigende aannamen zoveel mogelijk buiten beschouwing gela ten. Naast vormbepaling treedt dus ook kwaliteitsbeschouwing op. In een poging een zekere eenheid te brengen tussen wiskundig model en meetproces ontstond rond 1800 door Gauss en Lagrange de vereffeningstheorie. In de laatste 50 jaar is op de Afdeling der Geodesie de grondslag van deze theorie door Tienstra en Baarda 126 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 8