Een nieuwe computergestuurde methode voor nauwkeurigheidsanalyses van oude kaarten door ir. P. G. M. Mekenkamp en drs. R. O. Koop, beiden verbonden aan het Geografisch Instituut van de Rijks universiteit Utrecht en werkzaam als universitair docent bij de vakgroep Kartografie. SUMMARY A new computer-aided method for distortion analysis of old maps For identical points a database of geographic coordinates and a database of digitized coordinates on the old map are used to cal culate two matrices (in fact: distance-tables) which are compared by the computer and result in a column-matrix of so-called „point- inaccuracy values". The displacements of individual sites are visua lized by circles and produce a recognizable pattern. Methodical sur vey confirms presumptions about surveying practice of ancient cartographers. Inleiding De analyse van oud kaartmateriaal geniet de laatste de cennia in toenemende mate een wetenschappelijke be langstelling. Denken we hierbij aan nauwkeurigheids analyses, dan moeten we echter constateren, dat juist aan dit aspect bijzonder weinig aandacht wordt besteed. De reden hiervoor is even simpel als ontluisterend. Een goede methode om de nauwkeurigheid van een oude kaart te beschrijven, ontbreekt. Het gebruik van vecto ren om de verschuiving van punten ten opzichte van om liggende punten te karakteriseren, is verre van bevredi gend. Ook het door professor Eduard Imhof 1 1reeds in 1939 geïntroduceerde zgn. „Verzerrungsgitter" of vertekeningsnet biedt weinig houvast voor een grondige analyse2). De enige ontwikkeling in deze methode is de wijze van dataverwerking. Dit dank zij de opkomst van de computer en de ontwikkelde interpolatieprogramma's (zie ook [5]). In 1977 en 1978 verschijnen een tweetal publikaties van de vakgroep Kartografie van de Rijksuni versiteit Utrecht [2]. De gepresenteerde methode gaat uit van een groot aantal referentiepunten op de oude kaart, die gelijkmatig zijn verspreid en die middels een driehoeksnet met elkaar worden verbonden. Door me ting op de oude en de nieuwe kaart (middels digitalisa- tie), wordt vervolgens voor elk van de zijden van het net een schalingsfactor berekend, waarna de waarden per driehoek worden gemiddeld. Deze gemiddelde waarden worden tenslotte gebruikt als karakteristiek voor het be treffende kaartgedeelte binnen de driehoek. Ook tegen deze methode zijn de nodige bedenkingen te noemen, met name de willekeurige keuze van verbindingslijnen bij de vorming van driehoeken. Wèl staat voorop, dat de methode origineel is. Verder heeft ze de schrijvers van dit artikel geïnspireerd tot het ontwikkelen van een ge heel nieuw algorithme om de nauwkeurigheid van oude kartografische data te analyseren: de cirkelmethode. 1) De nummers [1] t.m. [5] verwijzen naar „Literatuur" op p. 175 aan het eind van dit artikel. 2) Een dergelijk vertekeningsnet wordt verkregen door transforma tie van een rechthoekig coördinatengrid of een geografisch coördinatengrid van meridianen en parallellen op een recente kaart naar de betreffende oude kaart. Het resultaat is een dub bele verzameling isolijnen, ofwel lijnen op de oude kaart die pun ten van gelijke werkelijke x- of y-waarden met elkaar verbinden. NGT GEODESIA 86 Achtergronden en probleemstelling Bij geschiedkundig onderzoek blijkt de kaart veelal een belangrijke informatiebron te zijn. De oude kaart ver schaft meer dan eens informatie die niet of nauwelijks door een geschreven document is te achterhalen. Nu is, net als elk historisch geschrift, een kaart een interpre tatie van ,,de aardse werkelijkheid" op een bepaald moment. Daarbij is de veronderstelling aannemelijk, dat de oudst bekende kaarten niet door middel van metin gen tot stand zijn gekomen, maar eerder een metrische interpretatie zijn uit de fantasie of het geheugen. De werkelijkheid, voor zover het de onderlinge ligging van punten betreft, wordt beter benaderd naarmate de kartograaf de beschikking krijgt over meetapparatuur. Feitelijk tot het moment van de ontwikkeling van de elektronische afstandmeting is het constant houden van de maateenheid bij het meten van grote afstanden hét grote probleem in de landmeetkundige praktijk geweest. Daarvóór is triangulatie een bruikbare methode gebleken om de onderlinge ligging van punten te bepalen. Het be hoeft geen betoog, dat aan de juistheid van de ligging van punten op kaarten van vóór deze periode, nogal wat mankeert. Ook kaarten uit latere jaren blijken echter vaak gecompileerd te zijn uit meerdere kaartbladen, die slecht op elkaar aansluiten. De behoefte van historici om iets te kunnen zeggen over de juistheid, c.q. de nauw keurigheid van een bepaalde oude kaart, dwingt ons om een duidelijke, eenduidige begripsdefiniëring te hante ren. Zoals bekend wordt in de waarnemingsrekening onder nauwkeurigheid verstaan de mate waarin een be paalde meetuitkomst de voor een bepaalde toepassing gezochte waarde benadert. Dit is een bruikbare definitie, want brengen we op de oude kaart een Cartesiaans assenstelsel aan, dan krijgen we de beschikking over coördinaten met behulp waarvan we, met de stelling van Pythagoras, de afstand tussen elk willekeurig punten- paar kunnen berekenen (de meetuitkomst). De gevon den afstanden zijn te vergelijken met de overeenkom stige „werkelijke" afstanden, gemeten over het aard oppervlak (de gezochte waarde). Dit laatste behoeft nog een toelichting. Het nemen van de boogafstand op het gekromde aardoppervlak als de werkelijke afstand tussen twee punten is te verkiezen boven de afstand op een recente topografische kaart, aangezien het onjuist is ervan uit te gaan, dat de oude 171

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 13