sL 7. 8. 9. 10. 11. 12. Waarom heeft men tussen de polders Flevoland en het vaste land zgn. randmeren laten bestaan? Wat is het doel van een zinkstuk? Maak een duidelijke schets van de wijze waarop tegenwoordig (ook op stroom) een zinkstuk kan worden aangebracht. Wat is een tijrivier? Wat is het scheidingspunt tussen een benedenrivier en een bovenrivier? Wat verstaat men onder het normaliseren van een rivier en wat beoogt men ermee? Licht toe waarom het bovenste pand van een kanaal (dat de verbinding vormt tussen een bovenrivier en een benedenrivier) problemen kan hebben met de watervoorziening. Gebruik daarbij een schematisch lengteprofiel over een kanaal met vijf sluizen. Geef minstens drie oplossingen om dat bovenste pand van voldoende water te voorzien. Wegen 13. Welke dwarshelling krijgt een a. asfaltverharding; b. klinkerverharding; c. zandige berm; d. berm van klei? Licht ten aanzien van a. en b. de invloed toe van de aanwezig heid van riolering op deze hellingen. Licht ten aanzien van c. en d. toe waarom er verschil zal zijn in de helling. 14. Waaruit bestaat grindasfaltbeton? Noem de samenstellende grondstoffen en geef de gewichtspercentages waarin ze in het mengsel voorkomen. 15. Waarom gebruikt men voor de toplaag van een autoweg een mengsel met veel grove toeslag? 16. Waarom past men een oppervlaktebehandeling toe? Waaruit bestaat deze? Licht toe welke problemen kunnen worden verwacht bij toe passing van een oppervlaktebehandeling en hoe deze zo goed mogelijk kunnen worden voorkomen. 17. Men kan een zandcementstabilisatie op twee manieren tot stand brengen. Geef de daarvoor gebruikelijke Engelse bena mingen en beschrijf het verschil. Beschrijf van beide methoden in welke gevallen ze worden toe gepast en licht kort toe waarom. 18. In de wegenbouw worden tegenwoordig regelmatig afvalstof fen gebruikt. Waarom doet men dat? Welke stoffen worden gebruikt? Beschrijf kort hoe asfalt afkomstig van wegverhardingen op nieuw kan worden gebruikt. Er zijn minstens drie mogelijk heden. Tijd: 100 min. DRIEHOEKSMETING 1. Welke betrekking bestaat er tussen de hoeken a, en y. Leid deze betrekking af. 2. a. Bij elk snelliuspunt is er sprake van een gevaarlijke cirkel en een hulpcirkel. Geef van beide cirkels een beschrijving van hun betekenis en functie, b. Aan welke eisen moet de ligging van een snelliuspunt ten op zichte van de richtpunten voldoen? 3. Fig. 1 is een deel van een klaverblad. Tussen de twee wegassen staat een transformatorhuisje. Hoek A dient 24,00 m van de as van de cirkelvormige verbindingsboog komen te staan (zie fig. 2). De ligging van hoek A ten opzichte van de rechte wegassen is in tig. 1 aangegeven met de maten: 156,00 m en 51,00 m. Gevraagd: De straal van de cirkelboog, die hieraan voldoet en de controle op de berekening van deze straal. 85,0000 gon LANDMEETKUNDIG REKENEN Tijd: 100 min. 1. Bereken en controleer de coördinaten van het snelliuspunt SP-1986. Fig. 1. Gegevens: richtpunt A B C 2. richting x 68,4976 2486,17 202,7990 2487,02 336,4973 985,46 Bereken en controleer de oppervlakten van de percelen 1985 en 1986. Punt M is het middelpunt van beide cirkelbogen. y 2854,67 1089,38 2005,78 80,00 60.00 15,00 *3- 24,00 m Fig. 2. Tijd: 100 min. BEDRIJFSKUNDE (gezamenlijk met MTS Breda) Burgerlijk recht 1Geef gemotiveerd aan of in de volgende gevallen een verbinte nis is ontstaan: a. jij leent van je vader f 500, b. je buurmeisje belooft de kinderrechter niet meer weg te lopen uit het tehuis; c. na een avond kaarten ben jij f 100,— schuldig aan je beste vriend. 2. a. Wat is een verbintenis? b. Waaruit kunnen verbintenissen ontstaan? c. Geef voorbeelden van verbintenissen, ontstaan uit de in vraag 2b. bedoelde bronnen. d. Hoe kunnen verbintenissen tenietgaan? 3. a. Wat verstaat men onder wanprestatie? b. Welke rechtsvorderingen heeft de schuldeiser bij wan prestatie? NGT GEODESIA 86 181

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 23