43, A c. Kan men zich bij wanprestatie op overmacht beroepen? Zo ja, wat zijn dan de criteria? 4. a. Hoe vindt bij een koopovereenkomst de eigendomsover dracht plaats? b. Wat is het recht van reclame? c. Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om van het recht van reclame gebruik te kunnen maken? 5. a. Geef punten van verschil aan tussen bruikleen en verbruik leen. b. Noem verschillen tussen koop op afbetaling en huurkoop. 6. a. Wat is een pachtovereenkomst? b. Hoe lang duurt een pachtovereenkomst? c. Wat zijn verplichtingen van de pachter? d. Wat zijn verplichtingen van de verpachter? e. Wie moet de pachtovereenkomst goedkeuren? f. Kan de pachtprijs worden gewijzigd? Motiveer! 7. In 1919 gaf de Hoge Raad een belangrijke definitie van het be grip onrechtmatig. a. In welk arrest was dat? b. Welke maatstaf geldt sedertdien voor de onrechtmatigheid van een daad? c. Aan welke vereisten moet zijn voldaan om schadevergoe ding te krijgen bij een onrechtmatige daad? d. Noem enkele gevallen waarbij men niet zelf de onrecht matige daad heeft gepleegd, maar toch aansprakelijk is (de zgn. risico-aansprakelijkheid). e. Bij de onrechtmatige overheidsdaad komen we de termen „willekeur" en „détournement de pouvoir" tegen. Wat houden die termen in? f. Wat is een rechtvaardigingsgrond bij onrechtmatige daad? g. Noem twee rechtvaardigingsgronden. Ruilverkaveling 8. De grondkamer en de pachtkamer spelen een rol in de ruil verkaveling. Welke kamer behandelt: a. de toetsing van pachtovereenkomsten; b. wijzigingen van pachtovereenkomsten; c. zaken betreffende rechtsgeschillen; d. beroep tegen uitspraken van de pachtkamer? 9. De eerste schatting wordt uitgevoerd door een of meer schat- tingsploegen naar aanleiding van een proefschatting. a. Wat is tijdens de schatting de taak van de ambtenaar van KADOR? b. Waarom gebruikt men als schattingskaart bij voorkeur een fotokaart? c. Wat verstaat men onder de eerste schatting? d. Wat wordt verstaan onder de bruto inbreng van een eige naar? e. Kan men tegen de uitkomsten van de proefschatting be zwaar aantekenen? 10. Wat verstaat men onder: a. enclave; b. plan van wegen én waterlopen; c. ARAK-systeem? 11. Bij de ruilverkaveling heeft men het over de lijst van recht hebbenden. Wie staan in deze lijst vermeld? 12. a. Wie mogen in een ruilverkaveling stemmen? b. Wanneer is een ruilverkaveling afgestemd? c. Kan een afgestemde ruilverkaveling door de minister wor den opgelegd? Zo ja, wanneer? 13. De toedeling van gronden kan ten gevolge van drie oorzaken lager zijn dan de inbreng is geweest. Noem deze drie oorzaken, inclusief de maximale korting per oorzaak. 14. In oktober 1985 werd de Landinrichtingswet van kracht. In deze wet wordt o.a. gesproken over herinrichting en ruilverka veling. Noem enkele verschillen tusen deze twee vormen van landin richting. LANDMEETKUNDE Tijd: 100 min. (gezamenlijk met MTS Breda) 1. a. Welke controle heeft men bij het waterpassen op de baak aflezing? b. Is dit tevens een controle op het inspelen van de bel? 2. Wat is het specifieke verschil tussen regelingseisen en op- stellingseisen van een instrument? 3. Waarom heeft het draaien aan de kipschroef (nagenoeg) geen invloed op de hoogte van de vizierlijn van een waterpasinstru ment? 4. Wat is het verschil in nauwkeurigheid tussen punten die be paald zijn: a. in een doorgaande waterpassing; b. in een zijslag? 5. Wat verstaat men onder: a. richtlijn van een buisniveau; b. vizierlijn van de richtkijker; c. hoekwaarde van een buisniveau? 6. a. Laat zien dat een waterpasinstrument bij profielmeting „goed geregeld" moet zijn. b. Waarom is een fotokaart een erg praktisch hulpmiddel bij het uitvoeren van een vlaktewaterpassing? 7. Peilmerk Traject in km Gemeten hoogteverschil heen terug A 3,5 5,835 - 5,839 B 3,7 3,782 - 3,784 C 3,0 - 7,384 7,376 D 2,5 - 2,250 2,242 A 4,0 9,624 - 9,624 10. boA-it Je krijgt de opdracht een piket P precies op hoogte te zetten (P NAP - 0,300 m). Je gebruikt daarbij een waterpasinstru ment. Op de baak, gehouden op de hm-paal, wordt 0478 afge lezen. bo.k k*\- o m bik«t P V Jk/AP - OO »-v Hoogt* KMP o, 'v a. Wat zal de aflezing van de baak op piket P moeten zijn? b. Achteraf blijkt dat het instrument ontregeld was en wel zo danig, dat de middendraad per 10 m afstand 2 mm te laag is afgelezen. Welke correctie moet je nu aanbrengen aan piket P om deze op de juiste hoogte te krijgen? 11. Bij een doorgaande waterpassing moeten een aantal eisen worden gesteld aan de baakopstelling. a. Waarom moet de baak verticaal staan? b. Waarom gebruikt men een straatpot? c. Hoe kunnen we eventueel de invloed van de nulpuntsfout van een baak elimineren? VAKTEKENEN Tijd: 200 min. Kaarteer beide veldwerken. Zet de gehele figuratie in inkt. Sjablo neer de kop en de randgegevens in de gebruikelijke maatvoering. Plaatselijke benamingen met de hand schrijven: 2 mm; kapitaal. Perceelnummers en puntnummers der meetkundige grondslag met de hand schrijven. Zorg er in elk geval voor, dat perceel 1645 in zijn geheel is gekaar- teerd, in inkt gezet, gearceerd en van een perceelnummer is voor zien. De beide veldwerken zijn niet opgenomen. Kopieën zijn verkrijg baar bij de redactie. 8. a, De hoogte van A 16,483 m NAP. Bereken: a. het punt C als knooppunt; C b. de hoogten van B en D in een resumtie; c. voldoen de secties aan de eis van een primaire water passing? Bij het overbrengen van hoogten over een grote afstand met behulp van een waterpasinstrument heeft men te maken met aardkromming. Moet men bij hydrostatische hoogtemeting ook met deze fout rekening houden? Ruitennet 20 x 20 m. Gevraagd: a. Wat is de gemiddelde ter reinhoogte van het terrein ABCD? b. Men wil het terrein egalise ren op een hoogte van 3,25 m NAP. Hoeveel m3 grond moet worden afge voerd? 182 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 24