het bedrijfseconomisch management te versterken en wij denken ook aan HEAO-plaatsen binnen de organisa tie, of aan de aanwezige HBO-ers die verder worden bij geschoold met een economisch-administratieve oplei ding. Dat wordt verder uitgewerkt, dit jaar nog. Vindt u dat de externe opleidingen beantwoorden aan de behoefte die u als Dienst hebt? Over het algemeen wel. Je moet natuurlijk altijd mensen een interne aanvullende opleiding geven, maar een volle dig zelfstandige opleiding als vroeger het CTO is abso luut niet meer nodig. Wij hebben goede contacten met enerzijds de HTS en anderzijds de MTS-en over het opleidingspakket en, dank zij onze professoren Van Berk en Henssen, met de Afdeling der Geodesie van de TH Delft en het ITC te Enschede. Ik hecht veel waarde aan goed overleg met het wetenschappelijk onderwijs, niet alleen vanuit de opleidingshoek, maar ook vanuit de onderzoekshoek. Deze organisatie is een grote Dienst die veel aan techniek en eigen ontwikkeling doet. We moeten dat niet in ons eentje doen, maar samen met an deren. Dat is globaal de koers. Uw doelstelling om van het Kadaster een bedrijf te maken, heeft natuurlijk gevolgen voor het personeel. Het Kadaster is altijd al een soort „overheidsbedrijf" ge weest en geen beleidsonderdeel. Wat dat betreft ver andert er niet veel. Al enige jaren wordt er overigens hard gewerkt om de managementtechnieken uit het be drijfsleven ook bij het Kadaster toe te passen. Het rap port van de Algemene Rekenkamer dringt daar ook op aan. Invoering en toepassing van die management technieken heeft uiteraard gevolgen voor het personeel. Zo zijn we bezig met de ontwikkeling van een program ma over management development, dat is een nieuwe ontwikkeling binnen ons ministerie waar ik een sterk voorstander van ben, om te komen tot managers die vol doende breed georiënteerd zijn. Je praat daarbij uitvoe rig met mensen die een aantal jaren ervaring hebben bin nen de Dienst, of ze binnen de Dienst doorgaan in de puur technische sector, of dat ze er juist ook een aantal andere zaken bij gaan doen. Het kan zijn dat je op een gegeven moment moet zeggen: het is beter dat u maar ergens anders uw heil zoekt, want binnen de organisatie denken we dat het toch misschien op een teleurstelling zou kunnen uitlopen. Verder hebben we een systeem van belangstellings registratie in opbouw. Om te beginnen doen we het van boven af naar omlaag, maar het moet de komende jaren tot de middengroepen worden uitgebreid. Belangstel lingsregistratie, waarbij we aan de mensen vragen: wat wil je zelf, in de techniek blijven of juist een andere kant opgaan, en ben je bereid om dan eventueel te verhuizen? Dat is dus de invalshoek vanuit de persoon. De andere invalshoek is vanuit de organisatie, waarbij de dienst leiding de medewerkers vertelt, waar ze hen geschikt voor achten, ze potentieel beoordelen. Je hebt dan men sen die enerzijds hebben gezegd wat ze zelf willen en aan wie anderzijds is verteld wat wij van hun denken. Je kunt dan samen met de man een bepaald loopbaanbeleid gaan opzetten. Het is een systeem van management development om te komen tot een brede uitwisselbaar heid van personeel. We doen dit in eerste instantie nu binnen de eigen organisatie, maar tegelijkertijd is er binnen het ministerie ook bij de andere poten een derge lijke ontwikkeling. De bedoeling is, dat aan de top in ieder geval wat meer uitwisseling gaat plaatsvinden dan tot dusver, dat is in beweging. We zijn dus een levendige Dienst aan het worden. Dit is natuurlijk pas dan mogelijk, indien u door het Ministerie van VROM of van Binnenlandse Zaken de middelen worden geboden. De overheid heeft een erg strak personeelsbeleid wat dat betreft, en dat geldt niet alleen voor de directe financiële mogelijkheden waarbij we inderdaad wat inflexibel zijn. Voor de automatisering is nu een uitzondering gemaakt, maar dat gaat heel moeizaam. In wezen kun je weinig differentiëren in beloning, dat is juist. Ik vind dat bij de overheid wat beknellend, maar ik weet dat dat bij grote organisaties (als een Philips, Unilever of Shell) op precies dezelfde manier speelt. Daar kun je ook niet alles zomaar doen. Het is inherent aan een grote organisatie. Een an der aspect is ook de mobiliteitsbevordering die we nu Verwerken. binnen de rijksoverheid hebben. Mensen moeten na vijf jaar maar eens een keer wat anders gaan doen. In het hiervoor genoemde management development pro gramma hebben we te maken met de secundaire ar beidsvoorwaarden van de Rijksoverheid en die zijn op zich ontoereikend om de mobiliteit te bevorderen. Mobi liteit binnen het Haagse circuit is zonder verhuizing te realiseren. In een dienst als de onze met zijn regionale vestigingen is dat veelal onmogelijk. De huidige secun daire arbeidsvoorwaarden bieden daarvoor te weinig. Door de 4 x 2%-operatie en de arbeidsduurverkorting moet dezelfde hoeveelheid werk met minder capaciteit worden uitgevoerd, tegelijkertijd ontstaat door de priva tisering en mogelijk ook door de automatisering een overschot aan medewerkers. Hoe zijn deze tegengestel de bewegingen te beheersen en wat betekent dat voor de medewerkers Ik heb goed naar die vraag zitten kijken. Wij hebben in de afgelopen jaren een bijzonder groot verloop gehad. Je zit dan met een totaal bestand wat niet meer even wichtig is opgebouwd. We zijn bezig met het bestuderen van deze problematiek. In het kader van de reorganisatie van de provinciale directies, naar verwachting nog dit jaar, zal een hoeveelheid personeelsproblematiek wor den opgelost. Daarnaast zijn we in ons strategieproject ook bezig om de gevolgen op langere termijn goed op een rijtje te krijgen en daar adequate maatregelen voor te nemen. Dan denk ik aan een totaal personeelsbeleid, waarbij je praat over bijscholen en omscholen. Verder is het zo, dat door de privatisering bij ons geen overschot NGT GEODESIA 86 165

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 7