ker de toepassing te vermelden, waartoe de selectie
plaatsvindt. Afhankelijk van deze toepassing zullen ob
jecten van bepaalde typen alleen ter raadpleging in het
werkbestand worden opgenomen, waarbij mutatie van
deze objecten niet mogelijk is. Bijvoorbeeld bij een selec
tie voor bijhouding van de GBKN zal de kadastrale infor
matie slechts ter raadpleging worden geselecteerd. De
bestandselementen van het type grondslag kunnen in
een werkbestand alleen ter raadpleging worden opgeno
men. Ten einde onbevoegd muteren tegen te gaan, kan
mutatie van deze objecten slechts plaatsvinden via een
alfanumerieke terminal op de centrale computer, waarbij
de procedure extra wordt afgeschermd door het gebruik
van wachtwoorden.
Uitwisselingsformaat DUF
Na afsluiting van de selectie van een werkbestand uit het
hoofdbestand staat dit werkbestand gereed voor ver
zending naar de werkplek in de provinciale vestiging. Als
werkplek fungeert hier het interactief grafische werk
station IGOS. De verzending van een geselecteerd werk
bestand naar de werkplek en van een gemuteerd werk
bestand naar de centrale VAX-computer via een vaste
telefoonlijnverbinding wordt gestart vanaf IGOS. Hiertoe
wordt momenteel vanaf IGOS rechtstreeks „ingelogd"
op de VAX. Na plaatsing, binnen een tijdsbestek van een
jaar, van een micro-VAX in de provinciale vestigingen zal
deze lokale computer als tussenschakel gaan fungeren
en wordt de wachttijd voor de gebruiker bij het over
brengen van bestanden belangrijk ingekort.
Bij uitwisseling van bestanden tussen computers van
een verschillend merk of type, zoals VAX en IGOS, krij
gen we te maken met conversie van en naar merkafhan-
kelijke formaten. Onder formaat wordt hierbij verstaan
de wijze van vastlegging van gegevens in regels van het
bestand. In LKI is ten behoeve van communicatie tussen
het hoofdbestand en de overige subsystemen een merk-
onafhankelijk uitwisselingsformaat ontworpen. De werk
bestanden, die uit het hoofdbestand worden geselec
teerd en die na mutatie hierin weer moeten worden op
genomen, zijn opgebouwd volgens het DUF, dat staat
voor Database Uitwisselings Formaat. Hierin staan een
aantal recordtypen ter beschikking voor het vastleggen
van de landmeetkundige en kartografische informatie in
logische gegevensgroepen. De zeven recordtypen zijn:
- lijnstring;
- punt;
- grondslag;
- grens;
- perceel;
- tekst;
- symbool.
Fig. 3 geeft een beschrijving van de recordtypen in DUF.
Het eerste record van ieder werkbestand is het voorloop-
record, waarin identificerende gegevens van het betref
fende bestand zijn opgenomen. Veld 6 van dit record be
vat een bij het selecteren van het bestand automatisch
toegekend alfabetisch volgnummer. Indien sprake is van
een eerste opvoer kan 0000 worden aangehouden. Lijn
vormige topografische objecten worden weergegeven in
het recordtype lijnstring en kadastrale grenzen in het
recordtype grens. In het hoofdrecord van beide soorten
objecten zijn de attributen van het object opgenomen,
terwijl in de volgrecords plaats is voor de coördinaten
van maximaal 50 knikpunten.
Hoewel het hoofdbestand produktonafhankelijk is opge
zet, kan toch in diverse velden produktafhankelijke infor
matie worden meegegeven (velden 12 en 13 lijnstring en
grens en veld 11 grondslag). In het subsysteem Gege
venspresentatie wordt met deze informatie geen reke
ning gehouden. In de recordtypen lijnstring, punt,
grondslag en grens kunnen gegevens worden opgeno
men betreffende de kwaliteit van de weergave van het
object. Deze wordt omschreven door classificatie van de
precisie, de idealisatie en de metrische betrouwbaarheid
en vermelding van de opnamedatum. Fig. 4 geeft tabel
len, waaruit de benodigde gegevens kunnen worden af
geleid. In de recordtypen tekst en symbool is in veld 8
het schaalgetal opgenomen van het analoge kaartblad,
waarop de tekst of het symbool moet worden afgebeeld.
Daar de plaats van de tekst of het symbool in principe af
hankelijk is van de indeling van de kaartbladen, kan in
het subsysteem Gegevenspresentatie op het schaalgetal
van de tekst of het symbool worden geselecteerd. Fig.
5 geeft een overzicht van de in LKI gebruikte symbolen,
met subtypen voor gesloten verharding (GV) en open
verharding (OV).
Classificatie van objecten
De verschillende recordtypen in DUF worden geïdentifi
ceerd door het veld classificatiecode (fig. 3). De in dit
veld opgenomen waarde is een verwijzing naar de klasse
van objecten, waarin het in het record beschreven object
op grond van topografische en kadastrale kenmerken
thuishoort.
De in LKI gehanteerde classificatietabel is afgeleid van
het classificatiesysteem van topografische elementen,
dat in de vorm van een gebruikersrapport is gepubliceerd
door de Bestuurlijke Overlegcommissie voor Overheids-
automatisering (BOCO) [3]. In dit rapport zijn ongeveer
vijfhonderd objecten gegroepeerd en gedefinieerd, die
worden weergegeven op de in Nederland geproduceer
de grootschalige kaarten. Van belang is, dat de in het
rapport gegeven eenduidige definities van objecten door
de diverse kaartvervaardigers worden overgenomen. Zo
moeten we het erover eens zijn, dat een gebouw als
volgt wordt gedefinieerd: „Bebouwing geschikt voor
permanent menselijk verblijf, handel, verkeer en/of ar
beid, aard- en nagelvast met de grond verbonden".
Op grond van de opgestelde definities zijn de objecten
gegroepeerd in hoofdklassen, zoals bebouwing, objec
ten, verhardingen en terreinafscheidingen, en voorzien
van een unieke code van acht posities (een letter en
zeven cijfers). De classificatietabel van LKI bevat een
kleine honderd elementen, waarvan de definities onge
wijzigd zijn overgenomen. In plaats van een codering
van acht posities is volstaan met een codering van drie
posities. Conform de BOCO heeft een groepering in
hoofdklassen plaatsgevonden, met een verdere indeling
in subklassen. Ofschoon deze niet voorkomen in het
BOCO-systeem, zijn aan de LKI-tabel klassen voor
teksten en symbolen toegevoegd. De semantische infor
matie maakt immers deel uit van het grafische bestand
en de betreffende records moeten eveneens van een
identificatie worden voorzien. In fig. 6 is de LKI-classifi-
catietabel afgebeeld. Achtereenvolgens is van ieder ele
ment opgenomen de LKI-code, het in LKI gebruikte
kernwoord en de BOCO-code.
Indien een bepaald object door het ontbreken van nade
re informatie niet kan worden ingedeeld bij een sub
klasse, wordt in het bestandselement de code van de
hoofdklasse opgenomen waartoe het object behoort.
Komt de informatie na verloop van tijd beschikbaar, dan
kan een verdere indeling alsnog plaatsvinden. Verder be-
216
NGT GEODESIA 86